dit is allemaal onzin. Kabouters in de lucht maken de regen.
Slide 23 - Quiz
Hoge- en lagedrukgebieden
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Luchtdruk
Luchtdruk = het gewicht van lucht (bestaande uit verschillende gasdeeltjes)
Door de zwaartekracht worden alle gasdeeltjes, zoals zuurstof, koolstofdioxide en waterdamp, naar de aarde getrokken.
De lucht heeft daardoor een bepaald gewicht!
Let op: Hoe hoger je komt in de
atmosfeer, hoe minder gasdeeltjes
je nog boven je hebt, dus hoe
lager de druk van de lucht!
Vlak boven het aardoppervlak bevinden zich de meeste gasdeeltjes. Hoe hoger je komt in de atmosfeer, hoe minder gasdeeltjes.
Hoger in de atmosfeer zijn minder gasdeeltjes. Er is dus ook minder zuurstof. Daarom raak je sneller "buiten adem" wanneer je in de bergen loopt: je krijgt namelijk minder zuurstof binnen!
Slide 26 - Slide
Hoge en lage luchtdruk
Daar waar de lucht wordt verwarmd en gaat stijgen, ontstaat een lagedrukgebied. Dit wordt ook wel een depressie genoemd.
Als de lucht hoger komt en afkoelt, zakt het weer naar beneden. Dit is een hogedrukgebied. Dit wordt ook wel een maximum genoemd.
Slide 27 - Slide
Luchtdruk:
Als lucht opwarmt zet het uit
Dus zijn er minder luchtdeeltjes
En is de lucht lichter
En is er dus sprake van een lagedrukgebied
(omgekeerde redenatie geldt voor koude lucht)
Slide 28 - Slide
Waar stijgt lucht?
A
Lagedrukgebied
B
Hogedrukgebied
Slide 29 - Quiz
Bij een hogedrukgebied (H) is er...
A
dalende lucht
B
stijgende lucht
Slide 30 - Quiz
Het land warmt op. De lucht zet uit en wordt lichter dan de omgeving
Omdat de lucht lichter is dan de omgeving stijgt deze op
Hier is het koud. De lucht koelt af en krimpt.
De koelere zwaardere lucht daalt
Slide 31 - Drag question
Het is altijd warm bij een hogedrukgebied.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
Een kenmerk van een hogedrukgebied is...
A
Droog
B
Vochtig
Slide 33 - Quiz
Bekijk de afbeelding: Waar is de luchtdruk het hoogst
A
Koude lucht
B
Warme lucht
Slide 34 - Quiz
Lucht stoomt altijd van ...
A
een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
B
een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied
Slide 35 - Quiz
De lucht wordt opgewarmd
De lucht koelt af, waterdamp condenseert en er ontstaat bewolking
De waterdamp is al uit de lucht geregend
De lucht warmt op, waardoor de overgebleven waterdamp niet condenseert
Slide 36 - Drag question
Klimaat
Grote verschillen in temperatuur
Belangrijke oorzaken:
breedteligging (afstand tot de evenaar)
reliëf (hoogteverschillen in het landschap)
Slide 37 - Slide
Klimaat - Reliëf
bergen --> noord-zuid
wind van zee waait tegen bergen
Slide 38 - Slide
midden VS
Weinig invloed van zee
landklimaat
grote verschillen zomer- en wintertemperatuur
northerns en southerns
Slide 39 - Slide
Westkust
aanlandige wind
zachte winters
bergen: loefzijde veel neerslag, lijzijde regenschaduw
Slide 40 - Slide
100 graden-meridiaan
Slide 41 - Slide
Welk landschap ligt waar?
Bekijk de dwarsdoorsnede van de V.S. Je ziet alle landschappen die op de 40e breedtegraad liggen. Sleep de landschappen naar de juiste plek in de tekening.
Klik op de oranje prikkers om achter de naam van het landschap te komen.