This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets hoofdstuk 5
Succes!
Slide 1 - Slide
Welke functie hoort bij welk orgaan?
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en vastzetten in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.
Slide 2 - Drag question
Zet de stappen van het proces van watertransport in een plant in de goede volgorde.
1
2
3
4
Water stroomt door de nerven
Water in de vaatbundels wordt aangevuld door de wortels.
Water verdampt uit de bladeren.
Water stroomt door de vaatbundels omhoog.
Slide 3 - Drag question
Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water
Slide 4 - Drag question
Is de volgende bewering goed of fout?
Elk orgaan van een plant heeft zijn eigen bouw en functie.
A
Goed
B
Fout
Slide 5 - Quiz
Met welk onderdeel zat een bruine boon vast aan de peulvrucht?
A
De zaadlobben
B
De zaadhuid
C
Het poortje
D
De navel
Slide 6 - Quiz
5
6
7
8
Kiem
Worteltje
Blaadjes
Zaadlobben
Slide 7 - Drag question
Is de volgende bewering goed of fout?
In de bladgroenkorrels maken planten glucose.
A
Goed
B
Fout
Slide 8 - Quiz
Is de volgende bewering goed of fout?
De navel van een zaadje is de plek waardoor bevruchting plaats heeft gevonden.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
Een wortel van een plant heeft meerdere functies. Noem twee functies.
Slide 10 - Open question
Sleep de betekenissen naar het begrip waar het bij hoort.
Celwand
Bladgroenkorrel
Vacuole
Maken voedingsstoffen voor de plant.
Is een blaasje gevuld met water.
Vormt een stevige laag om de cel.
Slide 11 - Drag question
Bekijk de tekening van een plantencel.
Benoem de onderdelen 1 t/m 3.
1.
2.
3.
Cytoplasma
Celkern
Celmembraan
Slide 12 - Drag question
Een plant verliest vocht wanneer de huidmondjes open staan. Tegelijkertijd haalt deze plant met zijn wortels vocht uit de bodem. Leg uit waarom het nuttig is dat een plant tegelijkertijd vocht opneemt en verliest?
Slide 13 - Open question
Bestudeer de tekening van de ontkieming van een plant. Waardoor worden de zaadlobben bij de ontkieming steeds kleiner en vallen ze af?
A
In de zaadlobben zit reservevoedsel en de plant heeft geen voedsel meer nodig.
B
In de zaadlobben zit water en de plant neemt nu water op met de wortels.
C
In de zaadlobben zit reservevoedsel dat gebruikt is tijdens het ontkiemen.
Slide 14 - Quiz
Eline krijgt een bosje bloemen van haar man. Ze vergeet vervolgens om ze water te geven en een aantal bloemen gaan slaphangen. Tot welk soort planten horen deze bloemen?
A
Kruidachtige planten
B
Houtachtige planten
Slide 15 - Quiz
Welke vaten vervoeren water en mineralen van de wortels naar de bladeren?
A
Houtvaten
B
Bastvaten
Slide 16 - Quiz
Bestudeer de tekening van de tak. Zijn de zijtakken even oud is?
A
Nee, de één heeft meer zij-knoppen dan de ander en is dus ouder.
B
Ja, de zijtakken hebben nog geen jaarring; zijn dus beide 1 jaar oud.
Slide 17 - Quiz
+
+
Reactieschema van de fotosynthese
Glucose
Water
Licht
Koolstofdioxide
O2
Slide 18 - Drag question
Insectenbloem
Windbloem
geen
kroonbladeren
nectar
meeldraden
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig
Slide 19 - Drag question
Na het kappen van een boom blijft er een boomstronk over. De boom heeft altijd gunstige omstandigheden gehad. Leg uit hoe je dit aan de boomstronk kunt zien.
Slide 20 - Open question
Welke twee stoffen maken planten uit water en koolstofdioxide?
A
Glucose en zetmeel
B
Zuurstof en licht
C
Zuurstof en glucose
D
Glucose en mineralen
Slide 21 - Quiz
Noem een overeenkomst tussen een zonnepaneel en een bladgroenkorrel.
Slide 22 - Open question
Hoe heet het als het stuifmeel van de ene bloem op de andere bloem van dezelfde plant terecht komt?
A
Kruisbestuiving
B
Zelfbestuiving
C
Bevruchting
Slide 23 - Quiz
Waaraan kun je een insectenbloem herkennen?
A
Meeldraden en stempel steken ver uit de bloem
B
De bloemen zijn opvallend en geurend
C
De bloemen zijn klein en groen
Slide 24 - Quiz
Midden in de winter zal je buiten niet snel bloemen zien bloeien. Dat komt onder andere doordat de kans groot is dat de bloemen kapotgaan door de vorst. Te lage temperatuur is een reden waardoor een bloem in de winter niet zo snel zal uitgroeien tot een vrucht. Noem nog een andere reden waardoor een bloem in de winter niet zo snel zal uitgroeien tot een vrucht.
Slide 25 - Open question
Welke onderdelen van de bloem groeien uit tot zaden in de vrucht?
A
Vruchtbeginsel
B
Stijl
C
Zaadbeginsels
D
Stempel
Slide 26 - Quiz
Verspreiding van zaden kan op verschillende manieren. Een van deze manieren is dat zaden door de wind verspreid worden. Noem nog een andere manier hoe de plant zijn zaad verspreidt.