2. 5 sept les 1: tekstdoelen

Op tafel: 
- laptop
- KERN
- map
- pen

Welkom mavo 2!
timer
2:30
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Op tafel: 
- laptop
- KERN
- map
- pen

Welkom mavo 2!
timer
2:30

Slide 1 - Slide

Numo inloggen
Naam: leerlingnummer
Wachtwoord: j+leerlingnummer 

Aan de slag met NUMO
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Klap de laptop dicht.
Laat 'm liggen op tafel, je hebt 'm nog nodig. 

Slide 3 - Slide

Vandaag donderdag 5 september:
  • NUMO: al gedaan
  • Mededeling lesmateriaal
  • Les 1 uitleg & aan de slag

Slide 4 - Slide

Mededeling lesmateriaal
Les: 1, 2, 3, 5, 7, 11, 12, 13, 15, 16, 19, 20, 29, 30, 39 en 40
Hier hebben we 20 lessen de tijd voor!

  • Aan de slag met les 1

Slide 5 - Slide

Tekstdoelen (les 1)
Een schrijver, journalist of webdesiger bedenkt vooraf wat hij of zij wil bereiken met zijn tekst.
 
Hij of zij bedenkt waarom die tekst geschreven wordt. 

Dat noem je een tekstdoel. 

Slide 6 - Slide

..Maar als jij het vervolgens leest is niet altijd 
duidelijk welk doel deze schrijver had. 

Daarom is het goed te weten welke doelen er zijn, 
zodat je ze  zou kunnen herkennen. 

Slide 7 - Slide

In 1 mavo heb je al 5 tekstdoelen geleerd.

Nu komt er nog 1 bij: 
- instructie geven

Slide 8 - Slide

 6 tekstdoelen blz. 6

Informeren
Instructie geven
Overtuigen
Activeren
Amuseren
Beschouwen

Slide 9 - Slide

1. Tekstdoel informeren
  • De schrijver wil dat de lezer iets 'leert' van zijn tekst. De tekst is objectief, vooral veel feitelijke informatie.

Voorbeeld: 
  • lesboeken, nieuwsartikelen

Slide 10 - Slide

2. Tekstdoel instructie geven / instrueren
  • De schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen.

Voorbeeld: 
  • recepten, handleiding IKEA-kast

Slide 11 - Slide

3. Tekstdoel overtuigen
  • De mening van de schrijver staat centraal. De schrijver probeert je met zijn argumenten te overtuigen van zijn mening. 

Voorbeeld: 
  • pleidooi, recensie, betoog, blog

Slide 12 - Slide

4. Tekstdoel activeren
  • De schrijver wil de lezer aanzetten om iets te gaan doen: kopen van een product, stemmen op een partij.

Voorbeeld: 
  • reclameteksten, verkiezingsposter

Slide 13 - Slide

5. Tekstdoel amuseren
  • De schrijver wil de lezer vermaken. De tekst kan verzonnen zijn of gaan over iets wat de schrijver heeft meegemaakt. 

Voorbeeld: 
  • gedicht, strip, blog

Slide 14 - Slide

6 Tekstdoel beschouwen
  • De schrijver wil dat de lezer zelf een mening vormt over een bepaald onderwerp. De schrijver geeft daarom informatie van verschillende kanten. 

Voorbeeld: 
  • sommige krantenartikelen, artikelen met achtergrondinformatie

Slide 15 - Slide

Nu eens oefenen
Open je laptop en log in LessonUp.

Slide 16 - Slide

Wat is het tekstdoel in:
Melk is gezond en daarom moet je het veel drinken
timer
1:00
A
Instrueren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Informeren

Slide 17 - Quiz

Wat is het tekstdoel in:
Als je veel melk drinkt, krijgt je lichaam de nodige calcium binnen, maar ook veel stoffen die niet goed zijn voor je.
timer
1:00
A
Amuseren
B
Activeren
C
Beschouwen
D
Informeren

Slide 18 - Quiz

Wat is het tekstdoel in:
Melk is goed voor elk.
timer
1:00
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Informeren

Slide 19 - Quiz

Wat is het tekstdoel in:
De meeste Nederlanders drinken koemelk en geen geitenmelk.
timer
1:00
A
Amuseren
B
Activeren
C
Instrueren
D
Informeren

Slide 20 - Quiz

Wat is het tekstdoel in:
Als u de koe wilt melken, zet een emmer, een krukje en een schone doek klaar. Zorg er daarna voor dat uw handen opgewarmd zijn.
timer
1:00
A
Instrueren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Informeren

Slide 21 - Quiz

Wat is het tekstdoel in:
De koe is een merkwaardig beest, wat er ook in haar geest moge zijn, haar laatste woord is altijd : 'boe'.
timer
1:00
A
Amuseren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Informeren

Slide 22 - Quiz

Zelf aan de slag
Klap de laptop dicht en stop 'm in je tas. 
Nodig: 
KERN, map/schrift, pen

Maak les 1 (pg 6, 7) opdracht 1. 
Klaar? Ga verder met opdracht 4 en 5.

timer
6:00

Slide 23 - Slide

Vraag 1 bespreken
  •  a activeren
  • b amuseren
  • c informeren
  • d beschouwen
  • e overtuigen
  • f instructie geven
  • g beschouwen
  • h informeren
  • i amuseren 

Slide 24 - Slide

Zelf aan de slag
Verder met opdracht 4 en 5. 
Klaar? Ga verder met opdracht 6.

Wat niet af is, wordt huiswerk.
timer
6:00

Slide 25 - Slide

Vraag 4/5 bespreken
vraag 4: 
  • A, C en D. 
vraag 5: 
  • A: De tekst bevat feitelijke informatie over de salades van Optimel. 
  • C: De schrijver van de tekst geeft argumenten waarom de salades van Optimel zo gezond en lekker zijn.
  • D: De schrijver van de tekst wil de lezer aanzetten om de salades van Optimel te kopen: ‘Probeer...eens’.

Slide 26 - Slide

Vraag 6
a Beschouwen: ‘Maar’ en ‘echter’ geven tegenstellingen aan en in beschouwende teksten worden bepaalde zaken tegenover elkaar gezet.
b Overtuigen: ‘Omdat’ geeft een reden of argument aan en in overtuigende teksten worden argumenten gegeven bij een mening.
c Instructie geven en activeren: Bij instructie geven zegt de schrijver wat de lezer moet doen n in activerende teksten wil de schrijver de lezer aanzetten om iets te doen of kopen. Dat gebeurt allebei vaak in de gebiedende wijs.

Slide 27 - Slide

Vraag 6
d Informeren en overtuigen: In informerende teksten worden vooral feiten beschreven. Iets
wat door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond, wordt als feitelijk gezien. In overtuigende teksten kan wetenschappelijk onderzoek als argument voor iets worden gebruikt.
e Overtuigen, en activeren: Bij deze tekstdoelen wil je graag weten of de schrijver partijdig of neutraal is. De schrijver wil de lezer namelijk overtuigen van een bepaalde mening of om iets te doen of kopen. Als je weet wie de schrijver is, weet je vaak beter waarom hij je wil overtuigen.

Slide 28 - Slide