B2C les 12: 26 september

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Slide 1 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?

Slide 2 - Drag question

Beantwortet die Fragen

Slide 3 - Slide

..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 4 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 5 - Quiz

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 6 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
A
Wie?
B
Was?
C
Wann?
D
Wer?

Slide 7 - Quiz

..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
A
Warum?
B
Welche?
C
Wo?
D
Woher?

Slide 8 - Quiz

..... bist du nicht in der Schule?
A
Wohin?
B
Wie?
C
Warum?
D
Was?

Slide 9 - Quiz

die Zahlen bis 100
0= null
1= eins
2= zwei
3= drei
4= vier
5= fünf
6= sechs
7= sieben
8= acht
9= neun
10= zehn
11= elf
12= zwölf
13= dreizehn
14= vierzehn
15= fünfzehn
16= sechzehn
17= siebzehn
18= achtzehn
19= neunzehn
20= zwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
100= hundert
getal + zehn
getal + zig
21= einundzwanzig

47= siebenundvierzig

64= vierundsechzig

98= achtundneunzig

600= sechshundert
getal + und + tiental

Slide 10 - Slide


Wat is het rangtelwoord van 16? 

Slide 11 - Open question


Wat is het rangtelwoord van 3? 

Slide 12 - Open question


hoe schrijf je 89 in het Duits? 

Slide 13 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
eure
C
ihre
D
unsere

Slide 14 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 15 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 16 - Quiz

zeigen (laten zien)

du ...
A
zeige
B
zeigst
C
zeigt
D
zeigen

Slide 17 - Quiz

W.... (suchen) ihr?
Wir suchen unseren Hund!

Slide 18 - Open question

W..... (kommen) deine Freundin?
Sie kommt aus Berlin!

Slide 19 - Open question

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 20 - Open question

Hoe vraag je aan iemand: Hoe gaat het met je?

Slide 21 - Open question

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 22 - Open question

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 23 - Quiz

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 24 - Open question

Opa und Oma .................... ein neues Auto.

Slide 25 - Open question

Frau Meier, ..................... Sie ein bisschen Zeit (tijd)?

Slide 26 - Open question

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 27 - Open question


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????
Havo/ Vwo  2 klas   oefeningen met differentiatie

Slide 28 - Slide

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 29 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 30 - Drag question