Drugs zijn stoffen die je hersenen beïnvloeden.
Ze kunnen:
- verdoven (downers)
- oppeppen (uppers)
- je bewustzijn veranderen (trippers)
Voorbeelden van drugs:
- Tabak en Alcohol
- Soft- en harddrugs (hasj, wiet, cocaïne)
- Slaap- en kalmeringsmiddelen
- Cafeïne en XTC
Het kan je ontspannen en laat je dingen (een moment) vergeten.