Wi 1 6.9 en 6.10 en herh voorg.

Welkom allemaal!


donderdag
20 januari
2022
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 53 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!


donderdag
20 januari
2022

Slide 1 - Slide

Welkom mevrouw Halewijn

  • Mevrouw Halewijn kijkt vandaag mee met de les.
  • Zij kijkt en schrijft dingen op over hoe ik lesgeef.
  • Zij kijkt niet of jullie wel goed je best doen! 
  • In de pauze gaat zij met een paar cursisten even praten.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen
  • Woorden herhalen van de vorige lessen ( Dit moeten jullie thuis ook doen!) 
  • Nieuwe woorden leren: Sieraden die je kunt dragen
  • Oefeningen met deze nieuwe woorden, spreekopdrachten en een kijk- en luisteropdracht
  • In 6.8 leer je wat je kunt doen als je iets gekocht hebt wat  niet goed is: je gaat het ruilen of terugbrengen.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Na de les van vandaag:
  • Kunnen jullie de woorden van Th 6 beter gebruiken in zinnen en oefeningen.
  • Kennen jullie sieraden en hoe je ze draagt.
  • Weten jullie wat je kunt doen als je iets hebt gekocht wat je toch niet wilt houden.

Slide 4 - Slide

Deze plantjes ....

  • groeien       
  • ik groei        
  • jij groeit       
  • hij groeit     

Slide 5 - Slide

Wat is dit

  • gooien     
  • ik gooi      
  • jij gooit    
  • hij gooit   

Slide 6 - Slide

Deze bloemen .......

  • bloeien          
  • hij bloeit        

Slide 7 - Slide

Wat is dit?

  • aaien                 
  • ik aai de hond         
  • jij aait de kat            
  • hij aait het paard   

Slide 8 - Slide

Wat is dit?

  • draaien                               
  • Hij draait een rondje    

Slide 9 - Slide

Wat is dit?

  • de kooi      
  • de kooien

Slide 10 - Slide

Hij krijgt hoofdpijn van ........

  • het lawaai             

Slide 11 - Slide

Wat is dit? Hij vindt het ...

  • moeilijk         

Slide 12 - Slide

Deze mevrouw ............
         
  • naait                     
  • naaien                 
  • ik naai                  
  • naaimachine    


Slide 13 - Slide

De wind ..............

  • waait                 
  • waaien             

Slide 14 - Slide

De vergadering is ......

  • saai            

Slide 15 - Slide

Het poppetje ..........

  • zwaait        
  • Doei!           
  • zwaaien    

Slide 16 - Slide

Wat is dit? 


  • de kleding 

Slide 17 - Slide

Wat is dit? 


  • de (kleding) maat
  • de maten                 

Slide 18 - Slide

Wat is dit? 


  • (kleren) passen

Slide 19 - Slide

Kleding pas je in .........


  • de paskamer    
  • de paskamers 

Slide 20 - Slide

Wat is dit? 


  • de medewerker   
  • de medewerkers

Slide 21 - Slide

Wat draagt deze man?

  • het pak         
  • de pakken   

Slide 22 - Slide

Wat is dit?

  • de jurk          
  • de jurken     

Slide 23 - Slide

Wat is dit?

  • de laars         
  • de laarzen   

Slide 24 - Slide

Wat is dit?

  • de regenlaars      
  • de regenlaarzen

Slide 25 - Slide

Wat is dit?

  • de korte broek     
  • de korte broeken

Slide 26 - Slide

Wat is dit?

  • de korte mouwen

Slide 27 - Slide

De komende woorden lees je straks in opdracht 41

Slide 28 - Slide

Wat is dit?

  • de ring       
  • de ringen  

Slide 29 - Slide

Wat is dit?

  • de muts      
  • de mutsen 

Slide 30 - Slide

Wat is dit?

  • de hoed       
  • de hoeden  

Slide 31 - Slide

Wat is dit?

  • het horloge      
  • de horloges      

Slide 32 - Slide

Wat is dit?

  • de handschoen     
  • de handschoenen

Slide 33 - Slide

Wat is dit?

  • de ketting       
  • de kettingen  

Slide 34 - Slide

Wat is dit?

  • de oorbel       
  • de oorbellen 

Slide 35 - Slide

Wat is dit?

  • de hoofddoek     
  • de hoofddoeken

Slide 36 - Slide

Wat is dit?

  • de sjaal        
  • de sjaals      

Slide 37 - Slide

Wat draagt zij om haar pols?

  • de armband      
  • de armbanden 

Slide 38 - Slide

Wat is dit?

  • het sieraad        
  • de sieraden       

Slide 39 - Slide

Wat is dit?

  • de bril             
  • de brillen       

Slide 40 - Slide

6.7 Welke sieraden draagt zij?

Opdracht 41                                
Lees de tekst                             
                       
Opdracht 42                               
Beantwoord de vragen         










Slide 41 - Slide

Spreekopdracht

Opdracht 49                    
Probeer hele zinnen te maken!

Slide 42 - Slide

Kijk- en luisteropdracht
Praat je mee 5.3**
  • Draagt Zora oude schoenen?
  • Welke spullen heeft zij ook gekocht? (vijf)
  • Wat staat er op het T-shirt?
  • Is het T-shirt goed?
  • Wat is niet goed?
  • Wat moet Zora nu doen?

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

6.8 De rok is kapot
Opdracht 51 luister naar de tekst
Wat betekenen de blauwe woorden?

het gat           werkt (werken)            kapot
ruilen                     dezelfde                   een ogenblik alstublieft
sturen               even                   jammer            wel
heel              neemt ......mee (meenemen)

Slide 45 - Slide

Maak opdracht 52
  • Lees de tekst : heb je de goede antwoorden gegeven? 
  • We kijken de opdracht samen na



Slide 46 - Slide

Opdr 56 en 57

Opdr 56
Waar ligt de klemtoon?

Opdr 57
Schrijf de zinnen op (dictee)

Slide 47 - Slide

Opdr 60 Praat samen.

Slide 48 - Slide

Wie kan een zin maken met:
  • sieraden 
  • hoofddoek
  • pak
  • handschoenen

Slide 49 - Slide

Wat kun je doen als :
- De nieuwe trui van je kind toch niet past?
- Er een gat in je nieuwe broek zit?
- Er een vlek in je nieuwe jurk zit?

Je kunt alleen ruilen of terugbrengen als:
- De kleding nog niet gedragen is!
- Je de kassabon hebt!

Slide 50 - Slide

Huiswerk voor maandag 23 januari

  • Thema 6.7 en 6.8 alle opdrachten in het boek en op de computer maken!
  • Dictee 6.7
  • Adeline toets 8

Slide 51 - Slide

Spelletje!!!

Slide 52 - Slide


Goed gewerkt
dank jullie
 wel!


Tot maandag!

Slide 53 - Slide