6.2 Karel de Grote vader van Europa

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Les 5: Hoofdstuk 3, tijdvak 3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Les 5: Hoofdstuk 3, tijdvak 3

Slide 1 - Slide

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 2 - Slide

Vroege middeleeuwen
500 - 1000
Motte kasteel
Late middeleeuwen
1100 - 1500
Het Muiderslot

Slide 3 - Slide

Vroege middeleeuwen 500 - 1000
Tijd van verval
Late middeleeuwen 1100 - 1500
Tijd van opkomende handel, steden en staten

Slide 4 - Slide


Hoofddoel:


R16) Ik kan uitleggen hoe Europa onder Karel de Grote ingericht was. 
lknwe
Subdoelen:

1) Ik kan uitleggen wie Karel de Grote is en waarom we over hem leren.


2) Ik kan uitleggen wat het feodalisme/leenstelsel is en waarom men dit gebruikten.


3) Ik kan uitleggen welke plek het christendom had in Europa tijdens de middeleeuwen. 



De leerdoelen: deze les

Slide 5 - Slide

Van keizerrijk naar keizerrijk
Na de val van het Romeinse Rijk, was er in Europa sprake van de Grote Volksverhuizingen. De Germaanse stammen (Franken, Saksen, Friezen) namen de plek van de Romeinen over. De Franken, onder koning Clovis, waren het sterkste. Hij bekeerde zich ook tot christen. Na zijn dood werd het Rijk aan zijn 4 zoons verdeeld. Na eeuwen van oorlog kwam Karel de Grote aan de macht. Hij bereidt het rijk enorm uit en versloeg de Friezen en Saksen. Hij liet hen ook bekeren tot christenen.  In Rome kwam paus Leo III aan de macht, maar deze macht kon hij lastig vasthouden. Leo zocht hulp bij Karel en dit lukte. Leo was zo blij dat hij Karel de Grote tot keizer kroonde. Er is weer een keizerrijk.

Slide 6 - Slide

tot het jaar 500:
Val West-Romeinse rijk
Vanaf het jaar 500:
verschilllende rijken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Het leenstelsel/feodalisme
Het land van Karel werd zo groot, dat het op een gegeven moment niet meer te besturen was. Karel bedacht hier een susteem voor: het leenstelsel/feodalisme
Hierbij was Karel de leenheer. De leenheer leent een stukje land aan de leenman. In ruil hiervoor krijgt de leenheer belasting (voedsel dat verbouwd wordt of werk voor de leenheer) en zweren de leenmannen trouw (helpen bij oorlogen). Soms was dit stuk land nog te groot om te besturen en werd er ook gebruik gemaakt van achterleenmannen

Slide 9 - Slide

Het leenstelsel

Slide 10 - Slide

Het leenstelsel
Leenstelsel
Karel de Grote stelde leenmannen aan. Deze mannen waren van adel en mochten een (leen)gebied besturen. In ruil moesten zij trouw en loyaal zijn aan Karel de Grote. 

Slide 11 - Slide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Het leenstelsel/feodalisme
Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld. De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer! Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 14 - Slide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 15 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 20 - Quiz

Christendom, kloosters en cultuur
Nadat koning Clovis bekeerd was, verspreidde het christendom zich steeds verder. Er werd gebruik gemaakt van missionarissen: verspreiders van het geloof. 2 voorbeelden hiervan zijn Willibrord en Bonifatius. Karel de Grote ging hier ook verder mee. Het werd zelfs zo populair, dat er kloosters ontstonden. Deze spelen een grote rol in Europa, want de bewoners waren een van de weinige die konden lezen en schrijven. Zo konden de bewoners van het klooster het volk verder onderwijzen. 

Slide 21 - Slide


Leven in een klooster

Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen


  • In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
  • Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.




Slide 22 - Slide




  • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven. 
  • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 25 - Slide



 Waar: Tijd voor geschiedenis
-> Hoofdstuk 6
-> Paragraaf 2

 Wat: Alle opdrachten

 Wanneer: Volgende les

Hoe: Zelf in stilte of met je buurman/buurvrouw zachtjes overleggen.
Klaar? Mij bij je roepen




Zijn er vragen of heb je iets niet af/bij?
Laat van je horen! 🔊


Zelf aan de slag

Slide 26 - Slide