NOVA NASK II H1&2

Chemische reacties
Stoffen verhitten
1 / 29
next
Slide 1: Slide
nask2Middelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo g, tLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

Chemische reacties
Stoffen verhitten

Slide 1 - Slide

Chemische reacties
Ontledingsreacties

Slide 2 - Slide

WELKOM                                WB 34 TB 50

1) Bespreken HW opg 1 t/m 10
2) Ontledingsreacties
3) Maken blz 38 + 39: opg 16 t/m 24

Slide 3 - Slide

Chemische reactie = stoffen (beginstoffen) verdwijnen en er komen nieuwe stoffen (reactieproducten) voor in de plaats (met andere stofeigenschappen). De moleculen veranderen, de atomen worden anders gerangschikt. beginstof(fen) reactieproduct(en)

Soorten reacties:
1) Verbrandingsreactie = brandstof + zuurstof
2) Ontledingsreactie = 1 beginstof, 2 of meer reactieproducten

Let op! Gloeien is geen chemische (of scheikundige) reactie, er ontstaan geen nieuwe stoffen. Fase-overgangen (s - l - g) ook niet!

Maken blz 34 + blz 35: opg 1 t/m 10

Slide 4 - Slide

2H2O (l) → 2H2 (g)+ O2 (g)

Slide 5 - Slide

Aantoningsreactie zuurstof:
Een houtspaander in een reageerbuis met zuurstof verhitten > De houtspaander gaat gloeien/branden.

Aantoningsreactie waterstof:
Een vlammetje bij de opening van een reageerbuis met waterstof houden > Je hoort een 'blafgeluid'. 

Slide 6 - Slide

Ontledingsreacties 
(met dus één beginstof):
  • Thermolyse warmte
  • Fotolyse licht
  • Elektrolyse elektriciteit 

Zowel bij een verbrandingsreactie als bij thermolyse worden de beginstoffen verhit. VERSCHIL: bij een verbrandingsreactie is zuurstof aanwezig (dus twee beginstoffen). 

Een verbranding blijft doorgaan doordat er hitte vrijkomt (vuur).
Een ontleding stopt zodra je geen warmte meer toevoegt. 

Slide 7 - Slide

Een ontleedbare stof kun je met een chemische reactie ontleden in de verschillende atoomsoorten. 


Slide 8 - Slide

WELKOM                                WB 34 TB 50

1) Bespreken HW opg 1 t/m 10
2) Ontledingsreacties
3) Maken blz 38 + 39: opg 16 t/m 24


2H2O (l) → 2H2 (g)+ O2 (g)

Slide 9 - Slide

Chemische reacties
Reactievergelijkingen opstellen

Slide 10 - Slide

WELKOM                                WB 38 TB 55

1) Bespreken HW opg 16 t/m 24
2) Reactievergelijkingen opstellen
3) Maken blz 43 + 44: opg 32 t/m 36 + 38

reactie schema:           water → waterstof + zuurstof
reactie vergelijking:    H2O (l) → H2 (g)+ O2 (g)
aantallen atomen zijn voor en na de pijl hetzelfde

Slide 11 - Slide

WELKOM                                WB 43 TB 55

1) Naamgeving
2) Bespreken HW opg 32 t/m 36 + 38
3) Reactievergelijkingen opstellen
4) Maken 44: opg 40 t/m 43

reactie schema:           water → waterstof + zuurstof
reactie vergelijking:    H2O (l) → H2 (g)+ O2 (g)
aantallen atomen zijn voor en na de pijl hetzelfde

Slide 12 - Slide

Formule en Naamgeving

1) zouten (een metaal-ion en niet metaal-ionen)
2) moleculaire stoffen (géén metaal-ionen)

2) di-fosfor-penta-oxide >>> P2O5 
1) koperfosfaat >>> Cu2+ en PO43- >>> Cu3(PO4)2 

tabel 3 op blz 11 leren
tabel 5 (derde kolom) tabel 6 op blz 27 + 28 leren  

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Met een reactievergelijking kun je nagaan hoeveel (massa) reactieproducten ontstaan.


Bij een reactieschema gebruik je de namen + fasen.
Bij een reactievergelijking gebruik je de molecuulformules. 
Om een reactievergelijking kloppend te maken, moet je ervoor zorgen dat voor en na de pijl hetzelfde aantal atomen staat > eventueel door coëfficiëntgetallen toe te voegen. 

Slide 16 - Slide

Reactieschema:
Reactievergelijking: 
Kloppend: 
  • Voor de pijl: 1 atoom kalium, 1 atoom chloor en 3 atomen zuurstof
  • Na de pijl: 1 atoom kalium, 1 atoom chloor en 2 atomen zuurstof
  • NIETS veranderen aan de indexgetallen > kloppend maken met coëfficiënten

Slide 17 - Slide

TB 60 WB 48

van kloppende reactie vergelijkingen 
naar massa's en massa verhoudingen

tijdens een reactie gaan er geen atomen verloren, daardoor is de totale massa van alle stoffen is voor en na de reactie gelijk (wet van behoud van massa)


Slide 18 - Slide

2 H2 (g)      +      O2    →      2 H2O (g)
4 g          +      32 g  →          36 g
5 g          +      ? g    →          ? g  

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Hoeveel kg aluminium kan je krijgen uit 30,0 kg aluminiumoxide?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

RV = reactievergelijking   doen: opg 55, 57, 58
MV = massaverhouding
GG = gevraagde stof
55) magnesium + zuurstof → magnesiumoxide
        2 Mg (s) + O2 (g) → 2 MgO (s)
57) knalkwik → kwik + stikstof
        2 HgN3 (s) → 2 Hg (l) + 3 N2 (g)
58) calciumcarbonaat → calciumoxide + koolstofdioxide
        CaCO3 (s) → CaO (s) + CO2 (g)
Kies zelf: verhoudingstabel of kruislings vermenigvuldigen 

Slide 25 - Slide

WB 47 TB 60
1. Bespreken HW 52, 53, 55, 57
2. Maken opg 58 + 59
3. Afronden

58) calciumcarbonaat → calciumoxide + koolstofdioxide
        CaCO3 (s) → CaO (s) + CO2 (g)

Slide 26 - Slide

52a) 2 Ca + O2 → 2 CaO
52b) 80,2 + 32,0 = 112 gram

53a) 2 AgCl → 2 Ag + Cl2
53b) 287 - 71,0 = 216 gram Ag

Slide 27 - Slide

55
Mg    48,6 g       10 g
O2     32,0 g        ?

? = 10,0 x 32,0 / 48,6 = 6,58 g

Slide 28 - Slide

57
                            : 485,2             x 5
HgN    485,2            1,00              5,00 g
Hg            401,2            0,827           4,13 g
                           : 485,2             x 5

Slide 29 - Slide