HERHALING ZS EXAMEN DECEMBER

receptoren 
conductoren 
effectoren 
Zintuigcellen die een prikkel opvangen en omzetten in een impuls. 
Zenuwcellen die impulsen vervoeren en verwerken. 
Spiercellen die een beweging veroorzaken als reactie op een zenuwimpuls 
1 / 26
next
Slide 1: Drag question

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

receptoren 
conductoren 
effectoren 
Zintuigcellen die een prikkel opvangen en omzetten in een impuls. 
Zenuwcellen die impulsen vervoeren en verwerken. 
Spiercellen die een beweging veroorzaken als reactie op een zenuwimpuls 

Slide 1 - Drag question

Wat zijn vegetatieve lichaamsfuncties?
A
Voeren onbewuste basisfuncties uit.
B
Voeren bewuste lichaamsfuncties uit.
C
Bewuste + onbewuste lichaamsfuncties.
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 2 - Quiz

Geef 1 voorbeeld van een vegetatieve lichaamsfunctie.

Slide 3 - Open question

Wat zijn animale lichaamsfuncties?
A
Voeren onbewuste basisfuncties uit.
B
Zowel bewuste als onbewuste lichaamsfuncties.
C
Voeren bewuste lichaamsfuncties uit.
D
Geen enkel antwoord is correct.

Slide 4 - Quiz

Geef 1 voorbeeld van een animale lichaamsfunctie.

Slide 5 - Open question

Welke orgaanstelsels behoren tot de regelende orgaanstelsels?
A
het spijsverteringsstelsel
B
het zenuwstelsel
C
het hormonaal stelsel
D
het spierstelsel

Slide 6 - Quiz

Wat betekent regulatie?
A
Stimuleren of afremmen van een orgaan.
B
Samenwerking tussen verschillende orgaanstelsels.
C
Geen van bovenstaande.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent coördinatie?
A
Stimuleren en samenwerken van een orgaan.
B
Is het stimuleren van een orgaan.
C
Samenwerking tussen verschillende orgaanstelsels.
D
Geen enkel antwoord is juist.

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN algemene functie van het zenuwstelsel?
A
Regulatie en coördinatie animale orgaanstelsels.
B
Het verteren van voedsel.
C
Coördinatie psychische functies.
D
Regulatie en coördinatie vegetatieve orgaanstelsels.

Slide 9 - Quiz

Hoe gebeurt de impulsgeleiding?
A
Verwerking -> sensorische input -> motorische output.
B
Sensorische input -> motorische output -> verwerking.
C
Sensorische input -> verwerking -> motorische output.
D
Motorische output -> sensorische input -> verwerking.

Slide 10 - Quiz

De aanvoerende zenuwbanen vervoeren motorische impulsen.
A
Juist .
B
Niet juist.

Slide 11 - Quiz

In welke 2 delen kan je het zenuwstelsel verdelen?

Slide 12 - Open question

Welke organen behoren tot het CZS?
A
maag, kleine hersenen, grote hersenen
B
grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg
C
longen, ruggenmerg, grote hersenen
D
kleine hersenen, ruggenmerg, milt

Slide 13 - Quiz

de grote hersenen 
de kleine hersenen 
het ruggenmerg

Slide 14 - Drag question

Wat is de functie van het PZS?
A
impulsen geleiden in de aanvoerende en wegvoerende zenuwbanen
B
verwerken de impulsen in de hersenen

Slide 15 - Quiz

Welke zenuwbanen vind je terug in het PZS?
A
sensorische zenuwbanen
B
motorische zenuwbanen
C
gemengde zenuwbanen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quiz

sensorische zenuwbanen 
motorische impulsen
gemengde zenuwen 
Geleiden impulsen van je receptoren in je zintuigen naar je CZS. 
Impulsgeleiding tussen CZS en de spieren/klieren. 
Bevat zowel aanvoerende als wegvoerende zenuwbanen. 

Slide 17 - Drag question

Welke zenuwbanen vind je terug in het PZS?
A
Sensorische zenuwbanen.
B
Motorische zenuwbanen
C
Gemengde zenuwbanen.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
De zenuwcellen in het ruggenmerg en de hersenen verwerken sensorische impulsen.
B
De zenuwcellen in de zintuigen verwerken motorische impulsen.
C
De zenuwcellen in het ruggenmerg en de hersenen verwerken motorische impulsen.
D
De zenuwcellen in de spieren verwerken sensorische impulsen.

Slide 19 - Quiz

Via welke zenuwbaan worden motorische impulsen vervoerd naar de effectoren?
A
De sensorische zenuwbaan.
B
De motorische zenuwbaan.

Slide 20 - Quiz

In welke 2 delen kan je het zenuwstelsel verdelen?

Slide 21 - Open question

Welke organen behoren tot het CZS?
A
Maag, kleine hersenen, grote hersenen.
B
Grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg.
C
Longen, ruggenmerg, grote hersenen.
D
Kleine hersenen, ruggenmerg, milt.

Slide 22 - Quiz

de grote hersenen 
de kleine hersenen 
het ruggenmerg

Slide 23 - Drag question

Welke zenuwbanen vind je terug in het PZS?
A
Sensorische zenuwbanen.
B
Motorische zenuwbanen.
C
Gemengde zenuwbanen.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 24 - Quiz

sensorische zenuwbanen 
motorische impulsen
gemengde zenuwen 
Geleiden impulsen van je receptoren in je zintuigen naar je CZS. 
Impulsgeleiding tussen CZS en de spieren/klieren. 
Bevat zowel aanvoerende als wegvoerende zenuwbanen. 

Slide 25 - Drag question

Wat is de functie van het PZS?
A
Impulsen geleiden in de aanvoerende en wegvoerende zenuwbanen.
B
Verwerken de impulsen in de hersenen.

Slide 26 - Quiz