4. November 2024/Kapitel 1 und 2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programm

• Even kennismaken
• Wie waren deine Ferien? - Over je vakantie vertellen (in het Duits) 
• Wortschatz Kapitel 1 Quiz
• Maak de zin af: Im Januar...../im Februar......
• Haben und sein im Präteritum
• Lernen: Alles zu Kapitel 1 und 2

Wer bin ich?

Ich bin Frau Kruidhof

Ich wohne in Heerde.

Ich habe drei Kinder und zwei Enkelinnen.

Meine Hobbys sind Querflöte spielen, schreiben, lesen.

Ich bin verheiratet.

Ich bin seit 2009 Deutschlehrerin.

Bis 2000 war ich Krankenschwester.

Und wer bist du?

Bitte einloggen in Lessonup.

Wie alt bist du?

1. 13
2. 14
3. 15
4. 16

Wo warst du in den Ferien?

1. zu Hause
2. irgendwo (ergens) in den Niederlanden
3. in einem Land in Europa
4. außer (buiten) Europa

Hast du ein Haustier?

1. nein
2. ja

Wat heb je in de vakantie gedaan?
Was hast du in den Ferien gemacht?

Was sind deine Hobbys?

Opwarmertje

Kijk naar het filmpje en doe wat gezegd wordt!

Wie waren deine Herbstferien?

Erzähle über die Umgebung in den Herbstferien und erzähle über das Wetter

1. Individueel gesprekje voorbereiden (5 minuten in stilte)

2. Aan een klasgenoot vertellen over de omgeving waar je was en over het weer (5 minuten)

3. Klassikaal vertellen enkele leerlingen hun verhaal (5 minuten) met feedback

Stap 1: individueel voorbereiden 

• Bereid je verhaal voor: was je op vakantie/thuis?
  

Hoe zag de omgeving er uit? Hoe was het weer?

• Gebruik de Lernliste van Kapitel 1
  
• Gebruik de verleden tijd van haben en sein
  
• Noteer steekwoorden om je verhaaltje te vertellen

Stap 2: vertel een klasgenoot

Pak je aantekeningen, loop door het lokaal, stop bij de bel.

Diegene die nu naast je staat vertel je om beurt je verhaal.

Geef elkaar feedback: wat ging goed, wat kan beter/anders (uitspraak, zinsbouw, woordgebruik, haben/sein in de vt)

Stap 3: in de klas vertellen

Enkele leerlingen krijgen een beurt

Vertel je verhaal aan de klas, neem daarbij de feedback mee die je hebt gekregen.

Vertel na afloop welke feedback je had gekregen en welke aanpassingen je hebt gedaan.

Wie sagt man

in de winter

in de zomer

in de herfst

in het voorjaar

Benutze die Lernliste

Welches Wort passt nicht?

1. der Berg
2. das Meer
3. der Fluss
4. der Schnee

Ergänze: der Regen, der Wind, der Schnee, .......

1. die Gegend
2. die Sonne
3. die Natur
4. der Wald

Ergänze:
Wir fahren ........ Ski.

1. im Februar
2. in Februar
3. auf Februar
4. an Februar

Was passt nicht:

1. Es regnet
2. Es schneit
3. Es ist windig
4. Es gibt

Überstetze:
kamperen

1. zelten
2. wandern
3. grillen
4. schneien

Wat is het meervoud van:
der Wald

1. die Walder
2. die Wälder
3. die Walde
4. die Walden

Wat is het meervoud van:
Das Dorf

1. die Dorfen
2. die Dorfe
3. die Dörfer
4. die Dorfs

Welches Wort passt nicht?

1. das Dorf
2. das Gewitter
3. die Stadt
4. die Insel

Gruppenarbeit

Arbeite zu zweit

Aufgabe

Maak over van 5 maanden naar keuze de zin af:

Im Januar .....

Im Februar ......

Im März ..... 

Beispiele (voorbeelden)

• Im Januar schneit es immer
• Im Februar hat meine Mutter Geburtstag
• Im Mai beginnt der Frühling

Maak gebruik van de Lernliste en www.uitmuntend.de 

Tip: maak korte zinnen

gebruik het Duits dat je geleerd hebt

Was bedeutet:

für immer und immer

v.v.t. = voltooid verleden tijd

Ik heb gehad: Ich habe gehabt

Ik ben geweest: Ich bin gewesen

Aber zuerst... Ein Lied

Während es hörens:

Aufgabe 1: Notiere die Körperteile

Aufgabe 2: Ergänze den Lückentest 

Ergänze (vul aan)

1 Heute bin ich in der Schule - Gestern ....... ich in der Schule

2 Morgen habe ich Zeit. Gestern ...... ich keine Zeit.
 

Die Hausaufgaben

Alles gelernt zu Kapitel 1 und 2:

Lernliste Niederländisch-Deutsch

Lernliste Deutsch-Niederländisch

Grammatik K 1: Präteritum (verleden tijd) haben und sein

Grammatik Kapitel 2: Het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp en de voorzetsels.