1. Hij vond dat het op het feestje erg gezellig was geweest.
2. Wat hij nu beweert, lijkt me logisch.
3. Hij blijft wat hij altijd is geweest.
3. Mijn vriend beloofde dat hij nog langs kwam.
4. Er werd alleen toegang verleend aan wie een introductiekaart had.
5. Omdat de jongen door het rode licht reed, kreeg hij een boete.