This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Programma
Intro H2 en voorkennis
Afbeelding natekenen
Aan de slag - opdrachten
Terugblik - lessonup
Slide 1 - Slide
Kenmerkende aspecten
Het verlicht denken werd toegepast
Het verlicht absolutisme
Slide 2 - Slide
Waar gaat het tijdvak Pruiken en Revoluties over? (1700-1800)
Slide 3 - Mind map
Leerdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen waarom de 18e eeuw ook wel de pruikentijd wordt genoemd
Je kunt uitleggen hoe de standenmaatschappij werkt.
Je kunt uitleggen hoe de verlichting de politiek heeft verandert.
Slide 4 - Slide
Lodewijk XVI
Willem Alexander
Welke koning vinden jullie mannelijker?
Slide 5 - Slide
De Zonnekoning
Lodewijk XIV (1638-1715)
Werd koning toen hij 5 was. Tot zijn 23e werd Frankrijk bestuurd door eerste minister.
Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.
Pak laptop en klik op de link om het paleis van Versailles van binnen te bekijken!
Slide 6 - Slide
L'État, c'est Moi
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme.
Lodewijk XIV
Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
Slide 7 - Slide
Tekenopdracht
Doel: Afbeelding wat te maken heeft met de Franse revolutie. Om jullie de de taak het onderwerp te achterhalen.
Wie: Groepen van 3/4 personen.
Hoe: Om de beurt krijgt ieder groepslid krijgt 20 seconden de tijd om de afbeelding te bekijken
Daarna gaat hij terug naar zijn groep en vertelt wat hij heeft gezien.
Vervolgens gaan jullie het tekenen.
Evalueren: Wanneer iedereen is geweest gaan we de afbeelding bespreken.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Standenmaatschappij
De derde stand doet het zware werk, betalen alle belastingen en hebben geen rechten.
De eerste en tweede stand hadden privileges (voorrechten, dingen die zij wel mochten doen en anderen niet).
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 12 - Slide
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 13 - Slide
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.
Rijke boeren
Handelaren
Kleine boeren
Ondernemers
Artsen
Ambachtslieden
Arbeiders
Bankiers
Zwervers
Slide 14 - Slide
De Verlichting
vanaf ±1700
Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)
Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.
Rousseau -> dacht na over macht en koningschap
Montesquieu -> dacht na over het bestuur van een land
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Uitbreken Franse Revolutie
Geldgebrek in 1788 en 1789 door misoogsten
Verhoging belastingen voor de laagste stand/derde stand (burgers, ambachtslieden, wetenschappers).
Wegstemmen van het plan om de geestelijken en edelen belasting zouden betalen.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Aan de slag
Leerboek Lezen bladzijde 26 en 27.
Werkboek bladzijde: 45 t/m 48.
Maken: Alle opdrachten behalve: 3
Klaar?
- Arceren 2.1 belangrijke onderdelen in de tekst.
- Doelenlijst
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Wat houdt 'Verlicht denken' in?
Slide 20 - Open question
Geef een verschil tussen absolute macht & de macht van onze koning vandaag
Slide 21 - Open question
Leg in je eigen woorden uit waarom de Franse Revolutie uitbrak.