2VWO - Grammatica - HST3

Zinsdelen
De bijvoeglijke bepaling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsdelen
De bijvoeglijke bepaling

Slide 1 - Slide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling


Zinsdelen
Zinsdeelstuk

Slide 2 - Slide

De bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.


Slide 3 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
- Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
- Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen: welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld
De slimme jongen \is \ lid \ geworden \ bij die bekende voetbalclub.
slimme = bijvoeglijke bepaling bij jongen (welke/wat voor + jongen?) 
bekende = bijvoeglijke bepaling bij voetbalclub (welke/wat voor + voetbalclub?)

Slide 4 - Slide

Tip: welk/wat voor + zelfst. nw.?
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

En ja! Het lijkt heel veel op een bijvoeglijk naamwoord als je de woordsoorten moet benoemen.

Slide 5 - Slide

Voorbeeldzin bvb
Ze     /  speelt  /  het mooiste melodietje uit de musical.
ond    pv+wwg                               lv

  • Wat is het belangrijkste znw in het lijdend voorwerp?
  • Melodietje
  • Welk / wat voor + melodietje?
  • mooiste = bijvoeglijke bepaling bij melodietje
  • uit de musical = bijvoeglijke bepaling bij melodietje

Slide 6 - Slide

Voorbeelden

  •  Mijn vader / heeft / een nieuwe auto / gekocht.
  • Zij / woonde / heel lang / in het centrum van Amsterdam.
  • De man die daar aankomt, / koopt / hier / elke dag / drie losse kranten.

Slide 7 - Slide

Wat is het belangrijkste woord (de kern) van het eerste zinsdeel van deze zin?
Mijn allerliefste broertje van drie jaar / heeft / vorige week / een mooi cadeau / gekregen.
A
Mijn
B
allerliefste
C
broertje
D
van drie jaar

Slide 8 - Quiz

Wat is het de bijvoeglijke bepaling van deze zin?
Mijn allerliefste broertje van drie jaar / heeft / vorige week / een mooi cadeau / gekregen.
A
Mijn
B
allerliefste
C
broertje
D
van drie jaar

Slide 9 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bep.?
De Deense zwemster heeft gezwommen.
A
De Deense
B
Deense
C
Deense zwemster
D
De Deense zwemster

Slide 10 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling in de volgende zin:
In dit gerestaureerde gebouw uit de middeleeuwen werden vorig jaar zilveren munten gevonden.

Slide 11 - Open question

Bijvoeglijke bepalingen zijn nooit een...
A
alleenstaand zinsdeel
B
bezittelijk voornaamwoord
C
een deel van een bijvoeglijke bepaling
D
deel van een zinsdeel

Slide 12 - Quiz

Een bijvoeglijke bepaling is een bepaling die meer informatie geeft over een...
A
lijdend voorwerp
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord

Slide 13 - Quiz

Welk(e) woord(en) zijn de bijvoeglijke bepaling(en)?
"De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering"
A
zaal + uitvoering
B
hele + prachtige
C
door
D
er is geen bijv.bep. in de zin.

Slide 14 - Quiz

Welk(e) woord(en) zijn de bijvoeglijke bepaling(en)?
"De rivier stroomt hard door de bergen."
A
stroomt
B
door de bergen
C
hard
D
er is geen bijv.bep in de zin.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen in deze zin
"Mijn tante heeft een lekkere taart gebakken "
A
Mijn + lekkere
B
Mijn + lekkere + heeft
C
lekkere + taart
D
er is geen bijv.bep in de zin.

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen in deze zin
"Het brein van het jonge kind ontwikkelt zich snel. "
A
jonge + snel
B
van het jonge kind + snel
C
van het jonge kind + jonge
D
er is geen bijv.bep in de zin.

Slide 17 - Quiz