Herhaling heel Jong & Oud

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Jong & Oud

Herhaling

Agenda

H1: gevangendilemma

H2: ruilen over de tijd

H3: belastingen

H4: Lorenzcurve
H5: koopkracht

H6: verzekeren

H7&8: AOW+pensioen

In het gevangenendilemma ontstaat een uitkomst die uiteindelijk

1. voor 1 iemand het gunstigst is
2. voor beiden personen het gunstigst is
3. voor beiden personen niet het gunstigst is

Wat is de evenwichtsuitkomst van dit spel?

De uitkomst is dat ze ........................................................ .

Er is echter een betere uitkomst voor beide: ze zouden er beide op vooruit gaan als ze beide ............................................

........................................... .

Welke rente is over het algemeen hoger?

1. De spaarrente is hoger dan de leenrente
2. De leenrente is hoger dan de spaarrente
3. Het is altijd hetzelfde

Een voorraadgrootheid meet je ...

1. op één moment
2. tijdens een periode

Wanneer wordt geld eerder uitgegeven dan wanneer het verdiend wordt?

1. Consumeren
2. Sparen
3. Lenen

Bij een proportioneel belastingstelsel betaal je meer belasting als je meer gaat verdienen

1. Juist
2. Onjuist

De overheid komt geld tekort. De algemene heffingskorting wordt daarom verlaagd met €400. Het gevolg is dat:

1. inkomens worden genivelleerd
2. Inkomensverhoudingen blijven gelijk
3. Inkomens worden gedenivelleerd
4. Inkomensverdeling wordt eerlijker

De overheid besluit dat de hypotheekrente niet meer als aftrekpost gebruikt mag worden.Het gevolg is dat:

1. inkomens worden genivelleerd
2. Inkomensverhoudingen blijven gelijk
3. Inkomens worden gedenivelleerd
4. Inkomensverdeling wordt eerlijker

Twee beweringen:
(1) Loonheffing bestaat uit loonbelasting en sociale premies.
(2) Loonheffing is een voorschot op de inkomensheffing.

1. Beide zijn goed
2. (1) is goed en (2) is fout
3. (1) is fout en (2) is goed
4. Beide zijn fout

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.

1. juist
2. onjuist

Wat voor belastingstelsel hebben wij in Nederland?

1. Progressief
2. Proportioneel (vlaktax)
3. Degressief

Voorbeeld Mark:

1. Bruto inkomen                 € 35.000

      Aftrekposten                - € 5.000 

      Belastbaar inkomen    € 30.000 

     

2. Belastbaar inkomen in de schijven:

 1e schijf:                      36,55% x € 20.142 =                         € 7.361   

 2e schijf:                     40,85% x (€ 30.000 - € 20.142) = € 4.026 +

 Totale heffing over schijven =                                          € 11.387

 Heffingskortingen                                                              € 6.249 -

 Verschuldigde inkomensheffing                                    € 5.138

Netto inkomen uitrekenen

 Bruto inkomen – verschuldigde inkomensheffing = netto inkomen

 €35.000 - €5.138 = €29.862

Wat is het marginale en gemiddelde tarief voor Arie?

bruto arbeidsinkomen = 12 x 6.500 = 78.000

aftrekposten                                               2.200 - 

belastbaar inkomen BOX 1                     75.800

heffingsbedrag BOX 1            29.026

heffing BOX 2 en BOX 3                  0

heffingskortingen                      2.537 - 

inkomensheffing                  26.489

schijf 1: 68.507 x 0,371 =        25.416

blijft over voor schijf 2:

75.800 - 68.507 = 7.293

schijf 2: 7.293 x 0,495 =           3.610   +

Totaal belast in BOX 1:         29.026

marginaal tarief

49,5%
(Als Arie 1 euro meer zou verdienen, moet hij hier 49,5% van afdragen)

gemiddeld tarief

26.489 / 78.000 x 100 = 34,0%

De Lorenzcurve geeft een beeld van de hoogte van de inkomens

1. Juist
2. Onjuist

Door nivellering komt de Lorenzcurve verder van de diagonaal af te liggen

1. Juist
2. Onjuist

De Lorenzcurve geeft een beeld van de hoogte van de inkomens

1. Onjuist
2. Juist

Het kabinet heeft besloten de vakantietoeslag voor ambtenaren te verhogen van 7,5% naar 7,75%.

Welk gevolg heeft deze maatregel voor de inkomensverdeling tussen de ambtenaren?

1. De maatregel werkt nivellerend
2. De maatregel werkt denivellerend
3. De maatregel heeft geen invloed op de inkomensverdeling van de ambtenaren.

Stelling I: Als de Lorenzcurve door een belastingmaatregel verder van de rechte diagonale lijn gaat liggen is er sprake van een denivellering van de inkomens.

Stelling II: De primaire inkomensverdeling geeft de inkomensverdeling weer voordat de overheid heeft ingegrepen.

1. Alleen stelling I is juist
2. Alleen stelling II is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve, hoe groter de ..........

1. Inkomensgelijkheid
2. Inkomensongelijkheid
3. bevolking
4. bevolkingstoename

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar de 25% rijkste mensen van de bevolking?

1. Ongeveer 5%
2. Ongeveer 25%
3. Ongeveer 55%
4. Ongeveer 75%

De koopkracht is afhankelijk van ...

1. het prijsniveau en je behoeften
2. je inkomsten en je uitgaven
3. je inkomsten en je behoeften
4. je inkomsten en het prijsniveau

Wat is inflatie?

1. Stijging van de prijzen
2. Daling van de prijzen
3. Stijging van de koopkracht
4. Het geld wordt meer waard

Wat gebeurt er met de koopkracht als er sprake is van inflatie?

1. De koopkracht blijft gelijk
2. De koopkracht neemt toe
3. De koopkracht neemt af

Het inkomen van Sander is 3% gedaald t.o.v. vorig jaar, de prijzen zijn in dezelfde periode 1,5% gestegen. Hoeveel % is de koopkracht van Sander gedaald of gestegen?

Wie betaalt de premie?

1. De verzekeraar
2. De verzekerde

Iemand met een hoog eigen risico

1. Verwacht veel kosten
2. Verwacht weinig kosten

Eigen risico zorgt voor:

1. Moral Hazard
2. Averechtse selectie
3. Minder informatieasymmetrie
4. Meer informatieasymmetrie

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

1. meer premie
2. minder premie
3. evenveel premie

Piet wil graag een tweedehands auto kopen. Via Marktplaats heeft hij een prachtige blauwe Peugeot gevonden, voor een klein prijsje. Wanneer hij een kijkje gaat nemen bij de verkoper van deze auto, vertelt de verkoper dat de auto zo goed als nieuw is en dat er amper in is gereden. In deze situatie is er sprake van:

1. Averechtse selectie
2. Asymmetrische informatie
3. Sociale zekerheid
4. Een principaal en zijn agent

Enkele begrippen uit H6

Averechtse selectie: De goede risico's verzekeren zich niet, alleen de slechte risico's blijven over. 

Moreel wangedrag / moral hazard: Als je een verzekering hebt afgesloten ben je minder voorzichtig

Asymmetrische informatie: verzekeraar heeft minder informatie dan de verzekerde

Iedereen heeft recht op een AOW- uitkering als de AOW-leeftijd bereikt is.

1. Juist
2. Onjuist

Door het verhogen van de AOW-leeftijd

1. neemt het aantal actieven toe
2. neemt het aantal inactieven toe
3. wordt de AOW ook hoger
4. Kunnen mensen eerder met pensioen

Wat is een pensioen?

1. Een spaarpotje voor later
2. Dat je niet hoeft te werken
3. Een sociale premie
4. Dit is een uitkering

Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel

1. Juist
2. Onjuist

In een land is de inflatie 3%.
De lonen in het bedrijfsleven stijgen gemiddeld 4%.
Marie heeft een welvaartsvaste uitkering.
Jean heeft een waardevaste uitkering.

1. De uitkering van Marie stijgt met 3%, die van Jean stijgt met 4%.
2. De uitkering van Marie stijgt met 3%, die van Jean stijgt niet.
3. De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt met 3%.
4. De uitkering van Marie stijgt met 4%, die van Jean stijgt niet.

Omslagstelsel 

• bijvoorbeeld AOW. Afhankelijk van aantal jaar inwoner NL
  

Kapitaaldekkingsstelsel 

• bijvoorbeeld bedrijfspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.