This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vragen over opdrachten? (§4.4)
Slide 1 - Open question
Huiswerk
- Werkboek 4.4 opdr. 4, 5 en 7 t/m 11 (blz. 148)
- Online minicursus 2 opdr. 22 t/m 30
Een oscilloscoop...
A
Kan geluid omzetten in een elektrisch signaal
B
Kan een elektrisch signaal omzetten in geluid
C
Werkt als een microfoon
Slide 2 - Quiz
Terugblik op theorie vorige les (leerboek blz. 90 en 91
Bij welk oscilloscoopbeeld is de toon het hoogst?
A
1
B
2
C
in beide beelden is het geluid even hoog.
Slide 3 - Quiz
Hoe meer trillingen in dezelfde tijd, hoe hoger de frequentie en dus hoe hoger de toon.
Amplitude zegt wat over de:
Frequentie zegt wat over de:
Geluidssterkte meten we in:
Frequentie meten we in:
Amplitude
Trillingstijd
Hertz
Decibel
Toonhoogte
Geluidssterkte
Slide 4 - Drag question
De amplitude is de hoogte van de trilling en zegt iets over hoe hard het geluid is (geluidssterkte). Dit wordt gemeten in decibel.
De trillingstijd is de tijd van één trilling, hoe groter de trillingstijd, hoe kleiner de frequentie.
Frequentie geeft informatie over de toonhoogte (hoe groter, hoe hoger) en wordt gemeten in Hertz.
Wat is de trillingstijd van de volgende trilling. 1 hokje op de oscilloscoop is 10 ms.
A
0,25 s
B
2,5 s
C
0,025 s
D
25 s
Slide 5 - Quiz
De trillingstijd is de lengte van één trilling (golf). 1 trilling duurt 2,5 hokje en dus 2,5 x 10 = 25 ms. Vervolgens 25 ms omrekenen naar s (:1000).
Slide 6 - Slide
Vast stappenplan voor berekeningen. Eerst opschrijven wat er gegeven en gevraagd is, daarna de juiste formule, dan pas de berekening en het juiste antwoord. Tussendoor elke keer de juiste grootheid ervoor (wat meet je?) en eenheid achter de getallen.
Slide 7 - Slide
Startvraag: welke leerling weet hoe je kan bepalen hoe ver onweer bij je vandaan is? De vuistregel is dat voor elke 3 sec het onweer 1 km bij je vandaan is. Dat heeft te maken met de snelheid van het geluid, dat legt 343 meter in 1 sec af.
Leerling thuis leest blz. 92 uit het boek voor. De geluidssnelheden uit bron 6 hoeven de leerlingen niet uit hun hoofd te kennen, maar weten dat de geluidssnelheid in verschillende tussenstof anders is.
Wat is de geluidssnelheid in lucht?
A
323 m/s
B
333 m/s
C
343 m/s
D
353 m/s
Slide 8 - Quiz
Antwoord te vinden in bron 6 op blz. 92 van het leerboek.
De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen
Slide 9 - Quiz
Ook hier gebruik maken van bron 6 op blz. 92.
Stel dat er een ontploffing is in de ruimte, hoe lang duurt het voordat je dit hoort?
A
Dit kun je uitrekenen met de formule s=v*t.
B
Je zal deze ontploffing nooit horen, de ruimte is er geen tussenstof.
C
In de ruimte is de geluidssnelheid heel hoog omdat er geen stoffen zijn die het geluid blokkeren, dus het duurt heel kort.
D
Geen van de bovenstaande.
Slide 10 - Quiz
In de ruimte is geen tussenstof aanwezig, zonder tussenstof kunnen er geen trillingen doorgegeven worden, waardoor je de ontploffing dus nooit zult horen.
Komende jaarwisseling mogen we (hopelijk) weer siervuurwerk afsteken. Je ziet een mooie vuurpijl en 1,5s later hoor je de knal. Bereken hoe groot de afstand tussen jou en het vuurwerk is. Wat schrijf je bij stap 1 en 2 op?
A
1. 1,5 s; 343 m/s
2. F = ?
B
1. t = 1,5 s; s = 343 m/s
2. a = ?
C
1. t = 1,5 s; v = 343 m/s
2. a = ?
D
1. t = 1,5 s; v = 343 m/s
2. s = ?
Slide 11 - Quiz
Stap voor stap voorbeeldberekening afstand bepalen aan de hand van geluidssnelheid en tijd dat het geluid er over doet. Let op het opschrijven van de grootheid en eenheid (antwoord A valt direct af). Leerlingen vinden het lastig om de juiste symbolen te gebruik voor afstand en tijd (is ook gemeen voor Nederlandse lln). De s staat voor afstand (denk spatie) en de v voor snelheid (velocity). De a staat voor versnelling (acceleration) en dat leren ze in klas 3. De snelheid van het geluid kunnen ze vinden in bron 6.
Komende jaarwisseling mogen we (hopelijk) weer siervuurwerk afsteken. Je ziet een mooie vuurpijl en 1,5s later hoor je de knal. Bereken hoe groot de afstand tussen jou en het vuurwerk is. Wat schrijf je bij stap 3 en 4 op?
A
3. s = v x t
4. 343 x 1,5
B
3. a = s x t
4. 343 x 1,5
C
3. s = v x t
4. s = 343 x 1,5
D
3. a = s x t
4. a = 343 x 1,5
Slide 12 - Quiz
A en B vallen doordat bij stap 4 de grootheid ontbreekt (altijd opschrijven wat je aan het berekenen bent).
B en D vallen af, doordat hier niet de juiste symbolen gebruikt worden.
Komende jaarwisseling mogen we (hopelijk) weer siervuurwerk afsteken. Je ziet een mooie vuurpijl en 1,5s later hoor je de knal. Bereken hoe groot de afstand tussen jou en het vuurwerk is. Wat schrijf je op bij stap 5?
A
5. a = 515 m
B
5. 514 m
C
5. s = 514 m
D
5. s = 515 m
Slide 13 - Quiz
1,5 x 343 = 514,5 m
Wat? Hoe? Hulp? Klaar?
Wat?
Hoe?
Hulp?
Klaar?
Zelfstandig werken
Optie 2: Werkboek
Wat? Maak §4.4 opdr. 13 en 14 (blz. 150) + RV 11 t/m 14 (blz. 158)
Hoe? Zelfstandig of samenwerken
Hulp? Help elkaar of vraag het de docent
Klaar? Upload foto opdrachten
Optie 1: Online
Wat? Maak minicursus 2 §4.4 opdr. 31 t/m 33 en oefentoets opdr. 26 en 27