Herhaling Lesbrief Personeelsbeleid en Interne organisatie

CAO
Flexibele baan
wettelijk minimum
Arbowet
arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
veilige en gezonde omstandigheden
minstens verdienen
alleen werken wanneer je nodig bent
1 / 47
next
Slide 1: Drag question
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

CAO
Flexibele baan
wettelijk minimum
Arbowet
arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
veilige en gezonde omstandigheden
minstens verdienen
alleen werken wanneer je nodig bent

Slide 1 - Drag question

Wat is geen kenmerk van een arbeidsovereenkomst (zijn drie kenmerken)
A
CAO
B
loon
C
gezagsverhouding
D
arbeidsverplichting

Slide 2 - Quiz

Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
A
is sprake van een flexibele aanstelling
B
is geen sprake van een proeftijd
C
is een vaste einddatum
D
is sprake van een 'vast contract'

Slide 3 - Quiz

Loonkosten zijn...
A
hoger dan het brutoloon
B
lager dan het brutoloon
C
hetzelfde, tenzij er pensioen wordt afgedragen
D
altijd hetzelfde

Slide 4 - Quiz

Je steelt op je werk, wordt betrapt en maakt je werkdag af. Een week later zegt je werkgever dat je op staande voet ontslagen bent. Mag dat?
A
Nee, moet direct
B
nee, staande voet is niet voor diefstal
C
Ja, diefstal is altijd staande voet

Slide 5 - Quiz

Je neemt ontslag omdat je werkgever aangeeft dat je het werk niet meer aan kan. Het blijkt te zwaar te zijn. Je bent tien jaar in dienst geweest. Heb je recht op een transitievergoeding?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Bij onvoldoende functioneren verloopt het ontslag...
A
Via het UWV
B
Via de kantonrechter
C
met wederzijds goedvinden
D
Via de arbeidsrechter

Slide 7 - Quiz

Wat is geen recht van de OR?

A
Adviesrecht
B
initiatiefrecht
C
instemmingsrecht
D
Besluitrecht

Slide 8 - Quiz

Een CAO wordt afgesloten...
A
Tussen werkgever en werknemer
B
tussen vakbonden en werkgevers
C
tussen vakbonden en werkgeversorganisaties
D
Tussen vakbonden, werkgeversorganisaties en de minister

Slide 9 - Quiz

Welk gesprek wordt hier bedoeld?
kenmerken: tweerichtingsverkeer, vaak eens per jaar, toekomstafspraken, feedback van leidinggevende naar werknemer en andersom.
A
Functioneringsgesprek
B
beoordelingsgesprek
C
exit-gesprek
D
resultaatgesprek

Slide 10 - Quiz

De HR cyclus bestaat uit
A
instroom - tussenstroom - uitstroom
B
instroom - doorstroom - uitstroom
C
Functionerings- beoordeling- exitgesprek
D
feedbackgesprek - beoordelingsgesprek - exitgesprek

Slide 11 - Quiz

Je hebt recht op vakantiegeld
A
Als je een aanstelling voor onbepaalde tijd hebt
B
Als het in de CAO staat
C
Als het in je individuele arbeidsovereenkomst staat
D
altijd

Slide 12 - Quiz

accounting, sales, personeelszaken.. zijn
A
staf-afdelingen
B
ondersteunende afdelingen
C
leidinggevenden
D
lijn-afdelingen

Slide 13 - Quiz


A
functie- product - geografisch - organisatie
B
functie - afdeling - geografisch - afdeling
C
product - markt - geografisch - functie
D
allemaal Functionele indelingen

Slide 14 - Quiz

Grootste spandiepte
A
3
B
4
C
7

Slide 15 - Quiz

Ontslag nemen in de proeftijd gaat zonder problemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

vacatures
vakbonden
bedrijfstak
arbeidsvoorwaarden
cao
arbeidsovereenkomst

Slide 17 - Drag question

Hoe ...(1) opgeleid het personeel en hoe ...(2) de manager kan delegeren, hoe groter het omspanningsvermogen
A
1 hoger 2 beter
B
1 hoger 2 slechter
C
1 lager 2 beter
D
1 lager 2 slechter

Slide 18 - Quiz

Als de spanwijdte groter is dan het omspanningsvermogen, dan...
A
Heeft de manager veel tijd over.
B
Heeft de manager de gelegenheid zijn ondergeschikten beter begeleiden.
C
Kan de manager eigenlijk niet effectief leiding geven.
D
Kan de manager zich met veel details bemoeien.

Slide 19 - Quiz

wat is het uitgangspunt van HRM?
A
medewerkers leveren de beste prestaties als zij in teamverband werken
B
medewerkers bepalen zelf op welke manier zij willen werken
C
medewerkers zijn de succesfactor van het bedrijf
D
medewerkers heb je nodig om alles te doen!

Slide 20 - Quiz

Art 5.3. is een voorbeeld van...
A
Primaire arbeidsvoorwaarden
B
Secundaire arbeidsvoorwaarden

Slide 21 - Quiz

Welke reden voor ontslag is niet terecht? Je wordt ontslagen:
A
omwille van dwingende reden, je verkeerd gedrag vertoont zoals wanneer je iets gestolen hebt.
B
tijdens de eerste twee jaar ziekte van de werknemer.
C
terwijl je nog in je proeftijd zit.
D
omwille van gewichtige redenen, zoals een verliesgevend bedrijf.

Slide 22 - Quiz

Eva geeft leiding aan 7 personen. Ze zit ruim in haar tijd en zou makkelijk 10 personen kunnen aansturen. Wat is haar spanwijdte?
A
7 medewerkers
B
3 medewerkers
C
10 medewerkers
D
17 medewerkers

Slide 23 - Quiz

Autocratisch leiderschap
Democratisch leiderschap
Laissez-Faire
Flexibel leiderschap
De mens staat centraal
Stijl hangt af van situatie
Laat gaan joh
Ik ben de baas!

Slide 24 - Drag question

Een proeftijd mag niet langer duren dan drie maanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Lucas werkt 20 uur per week. Zijn contract loopt over een maand af. Lucas heeft een parttime contract voor bepaalde tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Shania werkt alleen als haar baas haar nodig heeft. Shania heeft een nul-urencontract.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Je proeftijd is twee weken geleden afgelopen en nog steeds werk je als pakketbezorger bij je baas. Maar als je vervolgens op de vrijdag van de derde week verschijnt, zegt jouw baas: “Helaas, ik moet je ontslaan, want ik heb geen werk meer voor je, sorry!” Mag je baas je zomaar ontslaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Een tijdelijk contract eindigt automatisch oftewel “van rechtswege”. Je kunt het niet tussentijds opzeggen, tenzij je daarover afspraken hebt gemaakt in het contract.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Als een zzp’er een tijd geen werk heeft, kan hij in aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

In een arbeidsovereenkomst korter dan 6 maanden mag de werkgever een proeftijd opnemen van maximaal 1 maand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

In een arbeidsovereenkomst worden de rechten en plichten van een werknemer vastgelegd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Afspraken in je cao zijn bindend voor de individuele arbeidsovereenkomst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

De ondernemingsraad is een vorm van indirecte medezeggenschap van medewerkers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

De ondernemingsraad heeft geen instemmingsbevoegdheid bij fusie of overname.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Het recht op informatie houdt in dat de directie van een onderneming gevraagd of ongevraagd tijdig alle informatie moet verschaffen die de ondernemingsraad redelijkerwijze nodig heeft om haar taak uit te kunnen voeren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Het initiatiefrecht betekent dat de ondernemingsraad over alle aangelegenheden die de onderneming betreffen, voorstellen mag doen en standpunten mag kenbaar maken aan de directie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

Van welke bevoegdheid of recht maakt de ondernemingsraad in het volgende geval gebruik? Uiteindelijk gaat de ondernemingsraad niet akkoord met het voorstel van de directie om de werktijden een half uur te vervroegen.
A
Instemmingsrecht
B
Adviesrecht
C
Informatierecht
D
Initiatiefrecht

Slide 38 - Quiz

Van welke bevoegdheid of recht maakt de ondernemingsraad in het volgende geval gebruik? De directie van de Kredietbank vraagt de mening van de ondernemingsraad over een reorganisatie van de personeelsafdeling.
A
Instemmingsrecht
B
Adviesrecht
C
Informatierecht
D
Initiatiefrecht

Slide 39 - Quiz

Eenmaal opgeroepen door de werkgever, moet de werkgever 3 uur loon uitbetalen ongeacht of er wel of niet gewerkt wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Bij personeelsplanning wordt uitsluitend rekening gehouden met de kwantiteit, dus met het aantal fulltimers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quiz

Jan Pieters heeft met zijn werkgever een arbeidsovereenkomst afgesloten waarin onder meer gereld is dat: 1: Jan Pieters een salaris krijgt dat 5% hoger is dan het in de cao afgesproken salaris. 2: Jan Pieters in plaats van 30 dagen slechts 25 dagen vakantie krijgt en voor deze 5 vakantiedagen die hij meer moet werken een extra toelage krijgt. Zijn deze afspraken geldig?
A
Alleen 1
B
Alleen 2
C
Beide zijn geldig
D
Beide zijn niet geldig

Slide 42 - Quiz

Motivatie
Je doet je best op school, omdat je het belangrijk vindt dat je ouders trots op je zijn
Over welk type motivatie gaat het hier?
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 43 - Quiz

McGregor
Een manager gaat er vanuit dat zijn personeel weinig ambitie heeft en niet van werken houdt.
Welk mensbeeld heeft deze manager?
A
Mensbeeld X
B
Mensbeeld Y

Slide 44 - Quiz

McGregor
Welke leiderschapsstijl past goed bij een manager die mensbeeld y aanhangt (meerdere antwoorden mogelijk) ?
A
Participerend leiderschap
B
Democratisch leiderschap
C
Autoritair leiderschap
D
Laissez-faire leiderschap

Slide 45 - Quiz

De theorie van Herzberg
Welke twee typen factoren gebruikt Herzberg in zijn theorie
A
Motivatoren
B
Valentie
C
Instrumentaliteit
D
Hygiënefactoren

Slide 46 - Quiz


Maslow
Als leidinggevende kun je bijvoorbeeld iemands arbeidsmotivatie vergroten door iemand een vaste baan te geven. Welke behoefte wordt hiermee ingevuld?

A
Sociale acceptatie
B
Lichamelijke behoefte
C
Zelfontplooiing
D
Veiligheid en zekerheid

Slide 47 - Quiz