Jeroen van Puffelen heeft zijn stiletto in zijn zak gestoken en zijn geld in zijn stalen safetybelt gedaan. Hij gaat stappen. Buiten tegen de pui staat zijn fiets. Als hij erop wil springen, ziet hij dat de banden zijn doorgesneden. ‘Dat wordt doortrappen!’ denkt Jeroen.
Rammelend gaat hij op weg; in de bosjes langs de Dennenlaan zit een dozijn meisjes te huilen. Allemaal aangerand. Hij wil ze wel helpen, maar hij heeft maar één zakdoek bij zich, helaas. Als hij voor de discotheek is aangekomen, drukt een vervaarlijke junk een mes op zijn keel; diens vriendin rolt zijn portemonnee. ‘Ga maar vim spuiten, leipstra,’ denkt onze held, ‘want er zit mooi niks in!’
In de disco bestelt hij met geld uit zijn belt een cola. Hij neemt een slok, maar daarbij geldt er een ijsblokje in zijn verkeerde keelgat. Jeroen overlijdt.
De volgende ochtend schreeuwen de krantenkoppen: OPNIEUW GEHEIMZINNIGE DISCOMOORD.
Als je veel mensen mag geloven is er geen plek in Nederland waar je nog veilig bent voor junks, verkrachters en moordenaars. Maar dat beeld is sterk overdreven. Nederland is zo veilig of onveilig als jij wilt. Al die angstaanjagende verhalen zeggen net zoveel over de vertellers ervan als over de werkelijkheid. En ook de pers speelt in deze kwestie een belangrijke rol.