48.1 Unité 2 - Grammaire II (futur + conditionnel)

Bonjour à tous !
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour à tous !
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Slide

La semaine 48:                                                                                        
mardi, le vingt-six novembre       



-
                                        

Slide 2 - Slide

Le programme: 

1. Leanbeat 2.9 C
2. test  2.8 A
2.  savoir 
4. faire: Lire p 54 / 2.2 B Un boulot unique

Slide 3 - Slide

futur + futur du passé

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

wij zullen kijken
A
nous regardons
B
nous regarderons
C
nous regardont
D
nous regarderont

Slide 6 - Quiz

zij zal praten
A
elle parla
B
elle parle
C
elle parlera
D
elle parler

Slide 7 - Quiz

jij zult vertrekken (partir)

Slide 8 - Open question

ik zou kiezen (choisir)
A
je choisissais
B
je choisais
C
je choisirais
D
je choirais

Slide 9 - Quiz

Wij zouden verkopen (vendre)
A
nous vendions
B
nous vendreions
C
nous vendrons
D
nous vendrions

Slide 10 - Quiz

zij (m) zouden vinden (trouver)

Slide 11 - Open question

UITZONDERINGEN
Bij sommige onregelm. ww. kun je niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet van deze ww de je-vorm van de futur leren. De andere vormen van de futur simple én de futur du passé kun je dan hier vanaf leiden (zelfde uitgangen als bij de regelm. ww !!).

VB: ÊTRE: JE SERAI
- Futur simple: je serai, tu seras, il sera, etc. 
- Futur du  passé: je serais, tu serais, il serait, etc.




Slide 12 - Slide

UITZONDERINGEN
Van de volgende onregelmatige ww moet je de je-vorm van de futur leren:
- être (zijn):                            je serai             (ik zal zijn)
- avoir (hebben):                 j'aurai                (ik zal hebben)
- faire (doen/maken):       je ferai               (ik zal doen/maken)
- aller (gaan):                        j'irai                     (ik zal gaan)
- vouloir (willen):                 je voudrai         (ik zal willen)
- pouvoir (kunnen):            je pourrai          (ik zal kunnen)
- savoir (weten)                    je saurai            (ik zal weten)

Slide 13 - Slide

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de futur du passé ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai (ik zal kijken)
- tu auras (jij zult hebben)
- nous ferions (wij zouden doen)
- il choisirait (hij zou kiezen)

Slide 14 - Slide

jij zal doen
A
tu fais
B
tu faisas
C
tu fairas
D
tu feras

Slide 15 - Quiz

zij zouden willen
A
ils vouloiront
B
ils voudraient
C
ils voudront
D
ils vouloiraient

Slide 16 - Quiz

jullie zullen gaan
A
vous allez
B
vous allerez
C
vous irez
D
vous iriez

Slide 17 - Quiz

hij zal hebben

Slide 18 - Open question

je pourrai
A
ik kan
B
ik zal kunnen
C
ik zou kunnen
D
ik kon

Slide 19 - Quiz

Wat betekent 'tu voudrais'?

Slide 20 - Open question

Tekst

Slide 21 - Slide

Tekst 1 
Wie ergert zich het meest aan de mobieltjes op school?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

oefenen met Futur proche
* zoek 10 werkwoorden op;
* in welke tijd staan ze?
* noteer de infinitieven van deze ww;
* zet al deze ww nu in de Futur Proche

Bonne chance! 

Slide 24 - Slide

Lever hier je 10 ww in de Futur Proche

Slide 25 - Open question

Wie ergert zich aan leerlingen die constant op hun telefoon zitten?

Slide 26 - Open question

tekst 2
Wie vindt het belangrijk dat je elkaar iets kunt vergeven in de liefde?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

oefenen met Futur Simple
* zoek 10 werkwoorden op;
* in welke tijd staan ze?
* noteer de infinitieven van deze ww;
* zet al deze ww nu in de Futur Simple

Bonne chance! 

Slide 29 - Slide

Lever hier je 10 ww in de Futur Simple

Slide 30 - Open question

Deze persoon vindt iets kunnen vergeven belangrijk in de liefde;
A
Alexandra
B
Mireille
C
Valérie
D
Caroline

Slide 31 - Quiz

Au revoir ! 

Slide 32 - Slide