ALA4C verslaving

Verslaving
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Verslaving

Slide 1 - Slide

Wanneer ben je verslaafd?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Welke middelen zijn verslavend?

Slide 4 - Open question

Tolerantie =
A
Respect hebben voor anderen
B
Steeds meer nodig hebben van het middel om hetzelfde effect te krijgen
C
Ontwenningsverschijnselen
D
Vergiftiging

Slide 5 - Quiz

Ontwenningsverschijnselen =
A
Symptomen die optreden na het gebruik van een middel
B
Symptomen die optreden bij een intoxicatie
C
Symptomen die optreden als het middel niet gebruikt wordt
D
Symptomen die optreden bij gewenning

Slide 6 - Quiz

Kinderen van verslaafde ouders hebben een grotere kans om ook verslaafd te raken
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Verslaafde mensen hebben sterkere prikkels nodig dan mensen die niet snel verslaafd zullen raken.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is craving/hunkering?
A
De drang om meer te gebruiken.
B
C
De drang om te willen stoppen met de verslaving.

Slide 9 - Quiz

Wat wordt bedoeld met motorimpulsiviteit?
A
alcoholvergiftiging
B
Impulsief zijn.
C
Overmatig gebruik
D
Niet meer kunnen stoppen met iets te gebruiken.

Slide 10 - Quiz

Intoxicatie =
A
Vergiftiging
B
Gewenning
C
Ontwenning
D
Shock

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Oorzaken verslaving
  • Genetische aanleg (40 tot 60% meer kans op verslaving)
  • Psychische stoornis (waaronder depressie en bipolariteit)
  • Omgeving: relatieproblemen, rouw, werkeloosheid, misbruik, geweld, financiën, verslaafde vrienden
  • Biologisch: genotsgevoel (dopamine). Hersenen en lichaam hunkert naar meer 


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Cirkels van 
Van Dijk

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Fasen verslaving
  1. Experimenteren 
  2. Recreatief gebruik 
  3. Schadelijk gebruik
    / middelenmisbruik 
  4. Verslaving


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welke risico factoren werken
verslaving in de hand?

Slide 22 - Mind map

Slide 23 - Slide

Hoe herken je een verslaving?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Herkennen van signalen
  • Onrust
  • Gejaagdheid
  • Irritatie
  • Vluchtgedrag
  • Contacten met medegebruikers

Slide 26 - Slide

Verschijnselen NA gebruik
Deze zijn afhankelijk van:
  • Geslacht van de zorgvrager 
  • Gewicht
  • Stemming
  • Conditie
  • Soort middelen
  • Hoeveelheid die ingenomen is

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Een verslaving kan erfelijk belast zijn.
A
Feit
B
Fabel

Slide 31 - Quiz

Kunnen slaapmiddelen verslavend zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Nicotine, Cocaïne, Xtc en cafeïne zijn voorbeelden van:
A
Verdovende middelen
B
Stimulerende middelen
C
Bewustzijnsver-anderende middelen

Slide 33 - Quiz

Wat is GEEN herkenbaar gedrag bij een verslaving?
A
vaak aan drank en/of drugs denken
B
gebruik om beter te kunnen functioneren
C
gebruik om stemming te veranderen
D
veel water drinken, door de hele dag

Slide 34 - Quiz

Hoe kun je iemand met een verslaving begeleiden?
A
Zeggen wat hij/zij moet doen
B
Diegene dwingen om in behandeling te gaan
C
Motiveren
D
Iemand rust geven en niks laten doen

Slide 35 - Quiz

Mensen met ADHD hebben een verhoogd risico op verslaving.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Kun je gebruik voorkomen?
Hoe dan???

Slide 37 - Mind map

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Eerste hulp bij overdosering
  1. Let op gevaar!
  2. Ga na wat er is gebeurd
  3. Beoordeel het slachtoffer:
  • Controleer het bewustzijn
  • Bel 1-1-2
  • Controleer de ademhaling
  • Start indien nodig de reanimatie op en haal de AED
  • (Narcan/naloxon)

Slide 42 - Slide