De opkomst van de islam
Wat is de naam voor God in de islam?
A
God
B
Allah
C
Jehovah
D
Boedha
1 / 15
Items in this lesson
Wat is de naam voor God in de islam?
A
God
B
Allah
C
Jehovah
D
Boedha
Slide 1 - Quiz
Hoe heet de profeet van de islam?
A
Achmed
B
Ali
C
Mehmet
D
Mohammed
Slide 2 - Quiz
Wat betekent islam?
A
Onderwerping aan Allah
B
Zoeken naar Allah
C
Geloven in Allah
D
Allah is groot
Slide 3 - Quiz
Wat is een profeet?
A
Een boodschapper van god
B
Een tovenaar voor God
C
Een professor van geloof
D
Iemand die goed kan lezen
Slide 4 - Quiz
Het heilige boek van de islam is de
A
Bijbel
B
Koran
C
Tenach
D
Thora
Slide 5 - Quiz
DE volgelingen van de islam zijn
A
boedhist
B
christen
C
jihad
D
moslim
Slide 6 - Quiz
Het gebouw van de islam
A
Een Kerk
B
Een synagoge
C
Een moskee
D
Een tempel
Slide 7 - Quiz
Mohammed gaf zijn volgelingen de opdracht om
A
De mensen gevangen te nemen
B
Voedsel uit de delen
C
Hem te volgen
D
De islam de verspreiden
Slide 8 - Quiz
Wat hoort niet bij de 5 zuilen?
A
Geloven dat Allah de enige God is
B
Vijf keer per dag bidden
C
Suikerfeest vieren
D
Iets aan bedelaars geven
Slide 9 - Quiz
Wat moet elke moslim ooit in zijn leven doen?
A
Jihad
B
Wadjad
C
Nuwadj
D
Hadj
Slide 10 - Quiz
De bedevaart gaat altijd naar
A
Mekka
B
Medina
C
Jeruzalem
D
Moskee
Slide 11 - Quiz
De moslims waren verdraagzaam tegenover andere godsdiensten. Dit betekent dat
A
De andere godsdiensten moesten verdwijnen
B
De mensen met andere godsdiensten moslim moesten worden
C
De andere godsdiensten mochten blijven bestaan
D
De andere godsdiensten overgenomen werden door de moslims
Slide 12 - Quiz
Wanneer kreeg Mohammed de opdracht om profeet van Allah te worden?
A
610
B
810
C
632
D
832
Slide 13 - Quiz
Welke Arabische generaal zorgde voor een machtig Arabisch wereldrijk?
A
Khalid Boularous
B
Khalid al Wasabi
C
Khalid ben-k zelf
D
Khalid ibn al-Walid
Slide 14 - Quiz
Laatste vraag: Waar en wanneer ontstond de Islam?
A
In 611 in Medina
B
In 622 in Arabië
C
In 611 in Arabië
D
In 622 in Medina
