Competenties en Hoger onderwijs

2 Competenties
2.1 Levenslang Leren - pg 139
3 vormen van levenslang leren:
- Formeel
- Non-formeel
- Informeel
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GedragswetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2 Competenties
2.1 Levenslang Leren - pg 139
3 vormen van levenslang leren:
- Formeel
- Non-formeel
- Informeel

Slide 1 - Slide

Opdracht pg 139
Bespreek en los op per twee:
Opdracht 9
Opdracht 10

Slide 2 - Slide

PG 140 opdracht 10

Slide 3 - Slide

Competenties
Je moet kennis bezitten
Je beheerst vaardigheden
Je beschikt over attitudes

Kennis, vaardigheden en attitudes kunnen aanwenden

Slide 4 - Slide

PG 141 -  Opdracht 11
verzamel 3 vacatures op basis van studie/beroepskeuze
Opdracht 11

Slide 5 - Slide

2.2 Intelligentie - pg 142
Jan en Piet wandelen in een bos. Plots komt een beer aangelopen. Jan berekent in minder dan twee seconden dat gezien de snelheid waarmee de beer nadert en de afstand tot de dichtstbijzijnde boom om in te kruipen, het geen zin heeft om te vluchten.  Piet kan die berekening niet maken, maar hij loopt wel weg. Hij hoeft namelijk niet sneller te lopen dan de beer, enkel sneller dan jan.
Wie is het intelligentst?

Slide 6 - Slide

2.2.1 Het begrip Intelligentie - pg 142
Intelligentie is de cognitieve functie om een persoonlijke aanpassing te maken aan nieuwe situaties

Slide 7 - Slide

Welk van de onderstaande woorden is het meest hetzelfde in betekenis als het woord 'Geruststellend'?
A
Medelevend
B
Uitleggevend
C
Rustgevend
D
Bemoeizuchtig

Slide 8 - Quiz

Welk cijfer volgt logischerwijs op de reeks: 4 6 9 6 14 6
A
6
B
19
C
17
D
21

Slide 9 - Quiz

Tom heeft een nieuwe set met golfclubs. Met een club 8 slaat hij gemiddeld 100 meter ver. Met een club 7 slaat hij gemiddeld 108 meter ver. Met een club 6 slaat hij gemiddeld 114 meter ver. Hoe ver zal Tom met een club 5 slaan?
A
122 Meter
B
118 meter
C
120 Meter
D
116 meter

Slide 10 - Quiz

Welk woord is het meest tegengesteld in betekenis aan het woord 'stoer'?
A
Laf
B
Sterk
C
Mannelijk
D
Verlegen

Slide 11 - Quiz

Water staat tot een pijp als ... staat tot een draad.
A
Snoer
B
Warmte
C
Elektriciteit
D
Gas

Slide 12 - Quiz

Kritiek op Intelligentie testen
  • Momentopname
  • Test een bepaald soort kennis
  • Zorgt voor een beoordeling
  • IQ is geen indicator voor succes
  • Je kan trainen op deze testen
  • Testen zijn sociaal -economische en cultureel vertekend

Slide 13 - Slide

2.2.2 Soorten intelligentie - pg 143
Howard Gardner: Intelligentie is de bekwaamheid om problemen op te lossen of iets dat bestaat aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Mensen doen dit op verschillende manieren.

Intelligentie is opgebouwd uit verschillende soorten intelligentie.

= Meervoudige intelligentie


Slide 14 - Slide

Howard Gardner
8 mentale vaardigheden

mensen met sterk verstandelijke vermogen zullen op meerdere gebieden uitblinken

Slide 15 - Slide

PG 143
Opdracht 14
A: verbind elke intelligentie met een passende omschrijving
B: verbind de vaardigheid met het cijfer van soort intelligentie

Opdracht 15

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Emotionele Intelligentie
Daniel Goleman
De prestaties van mensen zijn niet uitsluitend afhankelijk van hun IQ. maar ook door hun vermogen in sociale situaties goed te functioneren.

Slide 19 - Slide

EQ
  • Kennis van de eigen emotie
  • Het reguleren van emotie
  • Zelfmotivatie
  • Het onderkennen van andermans emotie
  • Het omgaan met relaties

Slide 20 - Slide

Ofwel ben je goed in talen. Ofwel ben je het niet en dan zal je er ook nooit goed in worden.
akkoord
Niet akkoord

Slide 21 - Poll

2.2.3 Statisch of dynamisch?
Dynamische Visie
Statische Visie
Intelligentie ligt niet vast.

Intelligentie is veranderbaar

Wat ik nog niet weet of kan,  kan ik leren
Intelligentie is onveranderbaar.

Intelligentie is genetisch bepaald.

Je inzet kan het resultaat niet veranderen

Slide 22 - Slide

PG 148
Opdracht 16
Schrijf neer welke visie op intelligentie aansluit bij jouw mening. Argumenteer

Slide 23 - Slide

2.2.4 Intelligentie meten - Pg 149
Wat?
Intellectuele prestaties van een individu meten met die van een norm groep.

Hoe?

chronologischeleeftijdMentaleleeftijdX100=IQ
IQ
IQ = Intelligentiequotiënt

Slide 24 - Slide

Pg 149
Opdracht 18: bereken de IQ scores


Kritiek: IQ verschillen zijn groter bij jongere kinderen dan bij ouderen.
Opdracht 19: toon deze kritiek cijfermatig aan.



chronologischeleeftijdMentaleleeftijdX100=IQ

Slide 25 - Slide

Nieuwe berekening IQ Wechsler - Gausscurve
Men gebruikte de data van normproeven 

Slide 26 - Slide

3 Structuur Hoger Onderwijs

Slide 27 - Slide

Structuur 

Slide 28 - Slide

Pg 152
Opdracht 20:  Koppel beschrijving en begrip aan elkaar

Opdracht 21: noteer studiegebied van je interesse

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Studiepunten
1 academiejaar  = 60 studiepunten
1 studiepunt = 25 à 30 uur studieactiviteit

Pg 153
opdracht 22
opdracht 23
Opdracht 24

Slide 31 - Slide