This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom V3d
Je pakt je Nederlands boek, een schrift, pen/potlood en je chromebook.
Alle andere spullen zijn van tafel.
Slide 1 - Slide
* Tekstverbanden & signaalwoorden
* Genres
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Je leert wat tekstverbanden zijn.
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen
Je herhaalt genres uit leerjaar 1 en 2
Slide 3 - Slide
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 4 - Slide
Opsommend tekstverband
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband
Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 5 - Slide
Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Kees heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00
Slide 6 - Slide
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 7 - Slide
Chronologisch tekstverband
Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het chronologisch verband.
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.
timer
2:00
Slide 9 - Slide
Voorbeeld chronologisch verband
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.
Slide 10 - Slide
Tegenstellend verband
Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.
Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.
Slide 11 - Slide
Voorbeeld tegenstellend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.
timer
1:00
Slide 12 - Slide
Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.
Slide 13 - Slide
Toelichtend verband
Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.
Slide 14 - Slide
Voorbeeld toelichtend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.
timer
1:00
Slide 15 - Slide
Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.
Slide 16 - Slide
Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven
Slide 17 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 18 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar
Slide 19 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 20 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
en
B
maar
C
mits
D
dus
Slide 21 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 22 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 23 - Quiz
Zelfstandig werken
§2 Tekstverbanden en signaalwoorden:
Opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 10-12)
Eerste 15 minuten in stilte, daarna mag je overleggen met je buurman/buurvrouw die naast je zit.
Klaar? Kijk naar het schrijf/leesdossier.
Slide 24 - Slide
Genre
Het 'soort' verhaal: Avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, romantisch, detectice.
Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken.
Soms is er overlap tussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.
Slide 25 - Slide
Genres herkennen
Detective – oplossen van een misdaad
Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens
Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage
Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)
Slide 26 - Slide
Genres herkennen
In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.
Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Psychologisch
Historisch boek / oorlogsroman
Slide 29 - Slide
Fantasie
Science Fiction
Slide 30 - Slide
Lees het fragment uit Het Schnitzelparadijs. Bij welk genre hoort deze tekst?
Slide 31 - Open question
Lees de omschrijving van het boek Onder mijn huid. Bij welk genre zou jij dit boek indelen?
Slide 32 - Open question
Lees het fragment uit Dracula. Bij welk genre hoort deze tekst? Leg uit waarom.
Slide 33 - Open question
Lees de omschrijving van de TV-serie Before we Die. Er zitten verschillende genres in dit verhaal. Schijf de genres die je herkent in dit stukje op.
Slide 34 - Open question
Noem twee kenmerken die bij het genre siencefiction horen.
Slide 35 - Open question
Geef een voorbeeld van boek of film die hoort bij het genre sciencefiction
Slide 36 - Open question
Zelfstandig werken
§2 Tekstverbanden en signaalwoorden:
Opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 10-12)
§1 Genres:
Opdracht 1 en 2 (blz. 66-68)
Niet af = huiswerk voor de volgende les.
Eerste 15 minuten in stilte, daarna mag je overleggen met je buurman/buurvrouw die naast je zit.