1) Hoe zeg je dat je een salade niet lekker vindt.
Je déteste une salade / je n'aime pas une salade.2) Hoe vraag je waar de toiletten zijn? Où sont les toilettes?
3) Hoe zeg je dat je een hekel hebt aan pannenkoeken? Je déteste les crêpes.
4) Vertaal 'Dat is hier.'