§2.3 Leven in megasteden

§2.3
Leven in megasteden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§2.3
Leven in megasteden

Slide 1 - Slide

Wat leren we?

  • Je weet wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen wonen, werken en verkeer in megasteden in rijke en arme landen.
  • Je begrijpt waarom de problemen groter zijn in megasteden in arme landen dan in rijke landen.
  • Je kunt oplossingen bedenken voor problemen in megasteden.

Slide 2 - Slide

Wat is een megastad?
A
Heel heel belangrijke stad in de wereld
B
De grootste stad van een land
C
Een stad met meer dan 10.000.000 inwoners
D
De hoofdstad van een land.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Je hebt net plaatjes bekeken van megasteden. Wat maakt het leven in een megastad onaantrekkelijk?

Slide 5 - Open question

Sociale ongelijkheid

Slide 6 - Slide

Wat is sociale ongelijkheid?

Slide 7 - Slide

Segregatie = groepen mensen leven gescheiden van elkaar.

Slide 8 - Slide

Sociale ongelijkheid en segregatie
Sociale ongelijkheid - er zijn grote verschillen tussen arm en rijk. Een grote groep is heel arm. Een paar mensen zijn superrijk.

Segregatie - groepen mensen leven gescheiden van elkaar. (arm en rijk - of verschillende culturen)

Slide 9 - Slide

Formele sector 
Informele sector 

Slide 10 - Slide

Formele sector
Mensen kunnen ook werken in de formele sector
- Vast werk.
- Betalen belasting.
- Elke maand hetzelfde loon.
- Ben je ziek, toch loon.

Slide 11 - Slide

Informele sector

Slide 12 - Slide

Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden

Slide 13 - Quiz

Wat is ruimtelijke segregatie?
A
Bevolkingsgroepen wonen in aparte woningen.
B
Bevolkingsgroepen wonen apart in een 'eigen' wijk.
C
Het gemengd wonen van bevolkingsgroepen in wijken.
D
Aparte bevolkingsgroepen wonen samen.

Slide 14 - Quiz