Herhalen Grammatica 1 en 2 Brugklas

Herhalen Grammatica 1 en 2 Brugklas
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhalen Grammatica 1 en 2 Brugklas

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn zelfstandige werkwoorden
A
dromen, dansen, denken
B
mensen, vrouwen, mannen
C
konijnen, apen, beren
D
de, het, een

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Er kunnen meer zelfstandige werkwoorden in een zin zitten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een zelfstandig werkwoord?
A
Werkwoord dat de actie aangeeft in de zin
B
Werkwoord dat een ander werkwoord helpt
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De jongens hebben het toernooi gewonnen.
Wat is het zelfstandige werkwoord?
A
hebben
B
toernooi
C
de jongens
D
gewonnen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat zou je vanavond willen eten?

Wat is het zelfstandig werkwoord?

A
zou
B
je
C
willen
D
eten

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin:
Ik heb de was opgehangen.
A
de was
B
heb
C
heb opgehangen
D
opgehangen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

'Hebben' kan een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ik heb tegen de bal geschopt.

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Daniël kan dat niet gedaan hebben.

Wat is het zelfstandig werkwoord?
A
kan
B
gedaan
C
hebben

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
Een zelfstandig werkwoord (zww) is het belangrijkste werkwoord in de zin.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik ben naar de kapper geweest.
ben=
A
hww
B
zww

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord in deze zin?
Hij maakt zijn huiswerk
A
hij
B
maakt
C
huiswerk
D
Er is geen hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hulpwerkwoord?

Hij is gestruikeld.
A
is
B
gestruikeld

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hij heeft de film niet willen kijken.

De hulpwerkwoorden zijn:
A
willen, kijken
B
heeft, kijken
C
heeft, willen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hulpwerkwoorden bij een werkwoordelijk gezegde.
Zin: Hij wil maar niet luisteren.
A
'wil' is het hulpwerkwoord
B
'luisteren' is het hulpwerkwoord
C
'wil' en 'luisteren' zijn de hulpwerkwoorden

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de hulpwerkwoorden:

Ik had graag gaan schaatsen.
A
had, gaan
B
had, gaan, schaatsen
C
schaatsen
D
weet niet

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hulpwerkwoorden (HWW)
Een hulpwerkwoord (hww) 'helpt' het zelfstandige werkwoord; het vertelt nog preciezer wat er gebeurt.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

1.
2.
3.
4.
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Gezegde

Slide 21 - Drag question

Hoe vinden we deze zinsdelen in een zin? Welke vragen stellen we?
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Mijn broer 
heeft
gisteren
100 euro
gewonnen.

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Niels 
heeft
vanmorgen
nieuwe oordopjes
gekocht.

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Zij 
kocht 
gisteren
een taart
voor haar moeder.

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Op straat 
heb
ik
een portemonnee
gevonden.

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Deze serie
heb
ik
al drie keer
gezien.

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Gisteren 
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb 
nieuwe schaatsen 
op Marktplaats
gekocht.

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Geef
jij
geld
aan de collecte?

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Hij
pakte
het dikke boek
uit de boekenkast.

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Zinsontleding
pv
ow
's Zomers 
groeien
ze
lekker
door
op de biologische kwekerij.

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Temperatuur
B
aarde
C
is
D
zorgelijk

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Sleep alle lidwoorden naar het groene vak
Lidwoorden
In
de
gangkast
ligt
een
paar
handschoenen
van
oma

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions

Lidwoord
Geen lidwoord
De
Het
Een
Voor
Ik
Doen

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions