Lezen deel 2

Start met in stilte lezen
De volgende spullen heb je op tafel:

Leesboek

timer
10:00
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Start met in stilte lezen
De volgende spullen heb je op tafel:

Leesboek

timer
10:00

Slide 1 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 2 - Slide

Lezen
Paragraaf 1, 5 en 6

Slide 3 - Slide

Lezen
3 paragrafen + herhaling van de andere paragrafen

*Onbekende woorden
*Inleiding, middenstuk en slot
* Deelonderwerp

Slide 4 - Slide

Paragraaf 1
Leerdoel: Je kunt de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordstrategieën te gebruiken.

Slide 5 - Slide

SYNONIEM


Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 6 - Slide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 7 - Slide

OMSCHRIJVING

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 8 - Slide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 9 - Slide

VOORBEELD

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 10 - Slide

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 11 - Slide

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan

een dubbele punt (:)



Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.



Slide 12 - Slide

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 10 opdracht 1, 3, 4, 5 en 6

Slide 13 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 14 - Slide

Start met in stilte lezen
De volgende spullen heb je op tafel:

Nederlands werkboek, leesboek en pen

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Paragraaf 5
Leerdoel: Je kunt de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen.

Slide 16 - Slide

Opbouw van een tekst
Een tekst is opgebouwd in drie verschillende onderdelen:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 17 - Slide

De inleiding
  • Kennismaking met het onderwerp:
    - Met een voorbeeld
    - Met een grappig verhaaltje (anekdote)
  • De inleiding bestaat meestal uit één alinea.

Slide 18 - Slide

Het middenstuk


  • Grootste gedeelte van de tekst
  • Meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen

Slide 19 - Slide

Het slot
  • De tekst wordt samengevat
  • Het belangrijkste wordt herhaald
  • Vaak laatste alinea

Slide 20 - Slide

Nieuwsbericht
Let op: een nieuwsbericht bestaat uit een inleiding en kern. Geen slot!

Het belangrijkste staat in de inleiding, verdere informatie in de kern.

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 31 opdracht 1 t/m 5.

Slide 22 - Slide

Start met in stilte lezen
De volgende spullen heb je op tafel:

Leesboek, Nederlands boek en pen

timer
10:00

Slide 23 - Slide

Paragraaf 6
Leerdoel: Je kunt deelonderwerpen in het middenstuk van de tekst herkennen.

Slide 24 - Slide

Deelonderwerp
  • Het onderwerp van één (of meerdere) alinea's.
  • Iedere alinea gaat over een deelonderwerp.
  • Je hebt (bijna) altijd meerdere deelonderwerpen in een tekst.


Slide 25 - Slide

Onderwerp + deelonderwerpen
Drie alinea's in het middenstuk.

Drie deelonderwerpen in het middenstuk.
onderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
inleiding
slot

Slide 26 - Slide

Onderwerp: 
Black Friday 
Deelonderwerp:
Ontstaan van Black Friday 
Deelonderwerp:
Drukte in de stad.
Deelonderwerp:
Goede aanbiedingen of onzinaanbiedingen
Middenstuk: 

Alinea 3

Alinea 4
Alinea 2

Slide 27 - Slide

Onderwerp tekst: mondkapjes op scholen 
Deelonderwerp:
Regels mondkapjes
Deelonderwerp:
Verzet tegen mondkapjes
Deelonderwerp:
Mening schoolleiding mondkapjes
Middenstuk: 
Alinea 3/4
Alinea 5
Alinea 2
Inleiding: alinea 1 
Slot: alinea 6

Slide 28 - Slide

Deelonderwerp
  • Elke alinea heeft een eigen     deelonderwerp.
  • Een deelonderwerp kan over 1 of meer alinea's verdeeld zijn.
  • Elk deelonderwerp heeft met het   hoofdonderwerp te maken.
  • Het tussenkopje van een alinea geeft vaak informatie over het deelonderwerp. 

Slide 29 - Slide

GLOBAAL LEZEN
Deelonderwerpen vinden? --> Globaal lezen. 

Hoe deed je dat ook alweer?

Slide 30 - Slide

Deelonderwerpen staan in..
A
Inleiding
B
Slot
C
Middenstuk
D
Conclusie

Slide 31 - Quiz

Deelonderwerpen bestaan altijd maar uit één alinea.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Globaal lezen is...
A
Alles doorlezen van begin tot eind
B
De titels en tussenkopjes + kernzinnen van een alinea lezen.
C
Op zoek gaan naar uitgebreide informatie
D
Bedenken of wat er in de tekst staat ook klopt

Slide 33 - Quiz

Wat is de bedoeling van de inleiding?
De inleiding is bedoeld om
A
de mening van de schrijver duidelijk te maken
B
een aantal deskundigen te introduceren
C
een uitleg te geven over de opbouw van de tekst
D
het onderwerp van de tekst aan te kondigen

Slide 34 - Quiz

Functies van het slot.
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven.
D
enkele personen introduceren.

Slide 35 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
mening van de schrijver
B
onderwerp van een alinea
C
onderwerp van de hele tekst
D
onderwerp van de inleiding

Slide 36 - Quiz

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 36 opdracht 1, 3, 4 en 5. 

Klaar? Werkboek

Slide 37 - Slide