Le pluriel

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme pour aujourd'hui
- Le pluriel de certains mots
- Au travail!

Slide 2 - Slide

Le pluriel de certains mots
3 groepen
Groep 1: Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 's' of 'x' krijgen geen extra 's' in het meervoud.

Par exemple:
le bus - les bus
le prix - les prix

Slide 3 - Slide

Le pluriel de certains mots
Groep 2
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 'eau' of 'eu' krijgen een 'x' in het meervoud.

Par exemple:
le cadeau    -    les cadeaux
le feu             -    les feux

Slide 4 - Slide

Le pluriel de certains mots
Groep 3
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op 'al' krijgen 'aux' in het meervoud.

Par exemple:
l'animal     -    les animaux
le cheval   -    les chevaux

Slide 5 - Slide

Le pluriel de certains mots
Let op!
2 voorbeelden die bij geen van die 3 groepen thuishoren:

le travail    -   les travaux
l'oeil            -   les yeux

Slide 6 - Slide

Hoe zet ik de volgende zinnen dan in het meervoud?

1. L'animal est dangereux.
2. Le cadeau est cher.

Slide 7 - Slide

Welke meervoudsvorm is correct?
A
l'oeils
B
cheveus
C
animaux
D
hôpitals

Slide 8 - Quiz

Zet onderstaande zin in het meervoud:
Le jeu est amusant.

Slide 9 - Open question

Welke zin is correct?
A
Les travails sont difficiles.
B
Les travaux est difficiles.
C
Les travaux sont difficile.
D
Les travaux sont difficiles.

Slide 10 - Quiz

Zet de volgende zin in het meervoud:
Le bateau est beau.

Slide 11 - Open question

Welke zin is correct?
A
Le feu sont rouge.
B
Les feus sont rouges.
C
Les feux sont rouges.
D
Les feux sont rouge.

Slide 12 - Quiz

Zet de volgende zin in het meervoud:
Le prix est bon.

Slide 13 - Open question

Au travail!

eh2a + eh2b          -> Apprendre pour l'interro ou l'examen oral
Valentijn + Kalle   -> Document

Slide 14 - Slide