ot blok 2 opdr 5-6-7 (RvL)

Over taal blok 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 27 min

Items in this lesson

Over taal blok 2

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- hebben we de begrippen 'synoniem', 'grondwoord', en 'vaktaal' nog eens herhaald. 

Slide 2 - Slide

synoniem

verschillende woorden die hetzelfde betekenen.

huis
woning
woonhuis
thuis

Slide 3 - Slide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 4 - Slide

Wat zijn synoniemen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 5 - Quiz

Synoniem
Wat is het synoniem van: zwart

Slide 6 - Open question

Synoniem
Wat is het synoniem van: zoenen

Slide 7 - Open question

Synoniem
Wat is het synoniem van: bank

Slide 8 - Open question


Sommige woorden hebben geen synoniemen, bedenk zelf een synoniem voor...:
afstandsbediening

Slide 9 - Open question

grondwoorden
Grondwoorden zijn woorden zoals ze in het woordenboek staan. 
Een grondwoord is de kortste vorm van het woord of de infinitief.

Slide 10 - Slide

Woordenboek: grondwoord
Bij werkwoorden is het grondwoord altijd het hele werkwoord
bv: lopen - lachen - leren - ontdekken

Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud en geen verkleinwoord 
bv: raam - verwachting - appel 

Slide 11 - Slide

Wat is het grondwoord van: onmenselijk

Slide 12 - Open question

Wat is het grondwoord?
vriendelijkheid

Slide 13 - Open question

Wat is het grondwoord van:
tafeltje

Slide 14 - Open question

Wat is het grondwoord van:
oma's

Slide 15 - Open question

Vaktaal 
Elk beroep heeft woorden die speciaal bij dat vak horen. Zulke woorden noem je vaktaal. 


Vaktaal van de kapper: permanenten, touperen, krulsterkte.  

Vaktaal van een automonteur: brug, cilinder, carrosserie.  

Vaktaal van een arts: diagnose, fractuur, infectie.

Slide 16 - Slide

Vaktaal

Slide 17 - Slide

vaktaal
pureren
helemaal fijn maken (geen stukjes)
afdekken
folie erover doen zodat het niet bederft
raspen
kleine stukjes maken met een rasp
sjalot
lange ui
bereidingen
manier hoe je iets klaar maakt

Slide 18 - Slide

Huiswerk

Maak opdracht 4-5-6
blz 93-94

Slide 19 - Slide