Herhaling 2

Herhalingsles!
- Je mag kiezen: zelf aan de slag of meedoen met de herhaling
- Doe je niet mee? Werk dan stil zodat de rest goed kan meedoen
- Alles af? Kom een nakijkboekje halen! 
- Aftekenen aan het einde van de les!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Herhalingsles!
- Je mag kiezen: zelf aan de slag of meedoen met de herhaling
- Doe je niet mee? Werk dan stil zodat de rest goed kan meedoen
- Alles af? Kom een nakijkboekje halen! 
- Aftekenen aan het einde van de les!

Slide 1 - Slide

KL:
KL:

Slide 2 - Slide

BL

Slide 3 - Slide

KL

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen
De 's gebruiken we als standaardregel om aan te geven dat iets bezit is van iemand
Maar eindigt een woord op -s dan hoef je alleen een ' gebruiken.

My parents' dog is brown
My sisters' dolls
The boys' team lost to the girls' team
KL

Slide 5 - Slide

Waarom gebruik je alleen een ' ?
De -s staat er al als de personen in het meervoud staan. 
girl -> girls

Omdat de -s er al staan hoef je alleen nog maar de apostrof of hoge komma volgens sommige maar te gebruiken
KL

Slide 6 - Slide

However!
Namen die al op een -s eindigen, zoals Thomas of Thijs, krijgen alsnog de 's.

Bij een persoon (NAAM) moet je standaard de 's gebruiken. Ook al eindigt het op een -s.

Probeer het maar de komende quiz vragen!
KL

Slide 7 - Slide

KL

Slide 8 - Slide

Imperative
KL

Slide 9 - Slide

Imperative
KL

Slide 10 - Slide

Imperative 
gebiedende wijs
positive imperative =  
Hele werkwoord vooraan in de zin + rest van de zin

negative imperative
Don't + hele werkwoord + rest van de zin
KL

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Plurals
Meestal
gewoon +s
Cats / photos
op -f
+ ves
scarves
op -y
y -> ies
Hobbies
sisklank
+ es
Buses / witches

Slide 13 - Slide

Comparatives and superlatives
(= vergelijkende en overtreffende trap)
BL

Slide 14 - Slide

BL

Slide 15 - Slide

this/that/these/those

Slide 16 - Slide

Hoe komt je erachter?

1. Is het 1 ding of zijn het er meer?

2. Zijn ze dichtbij of ver weg?

Slide 17 - Slide

this/that/these/those
this
1 ding, dichtbij
that
1 ding, ver weg
these
meerdere dingen, dichtbij
those
meerdere dingen, ver weg

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aan de slag!!
- Klaar? Kom een nakijkboekje halen!
- Ook al nagekeken? Aan het einde van de les aftekenen

Slide 20 - Slide