Les 1, afronding, 24 juni

Welkom! woensdag 29-11


Huiswerk Quiz (LessonUp)
Spreken Oefening 13
Grammatica Hoofdzin/bijzin en conjuncties (werkboekje)
Lezen Oefening 5
Pauze Korte gesprekjes n.a.v. de toets
Spreken Lichaamsdelen en voorzetsels
Grammatica Deze, die, dit, dat
Schrijven Dictee (zinnen met woorden uit het thema)
Evaluatie





Welkom!
Maandag 24 juni

Spreken              Gespreksvragen  
Huiswerk              
Grammatica        Scheidbare werkwoorden

Schrijftoets + gesprekjes met Theo

-> Als je klaar bent met schrijven en spreken, 
dan mag je naar huis gaan.          












          

     
     


        
            


Huiswerk:

www.nt2school.nl:
Oefenen voor de toets

Lesdata:
donderdag:     4 (Toets A2/B1)
donderdag:     11 juli (afsluiting)







1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom! woensdag 29-11


Huiswerk Quiz (LessonUp)
Spreken Oefening 13
Grammatica Hoofdzin/bijzin en conjuncties (werkboekje)
Lezen Oefening 5
Pauze Korte gesprekjes n.a.v. de toets
Spreken Lichaamsdelen en voorzetsels
Grammatica Deze, die, dit, dat
Schrijven Dictee (zinnen met woorden uit het thema)
Evaluatie





Welkom!
Maandag 24 juni

Spreken              Gespreksvragen  
Huiswerk              
Grammatica        Scheidbare werkwoorden

Schrijftoets + gesprekjes met Theo

-> Als je klaar bent met schrijven en spreken, 
dan mag je naar huis gaan.          












          

     
     


        
            


Huiswerk:

www.nt2school.nl:
Oefenen voor de toets

Lesdata:
donderdag:     4 (Toets A2/B1)
donderdag:     11 juli (afsluiting)







Slide 1 - Slide

Gespreksvragen -> A2
1. Wat voor werk doe je? -> Ik ben .... / Ik werk bij/op ...
2. Waarom werk je bij ........? -> Omdat ....
3. Op welke dagen ga je naar je werk? -> Op .....
4. Waarom leer je Nederlands? -> Omdat ...
5. Wat vind je moeilijk aan de Nederlandse taal en waarom? -> Ik vind .... , omdat ....
5. Wanneer ben je in Nederland komen wonen? -> Ik ben in ....
6. Waarom ben je in Nederland komen wonen? -> Omdat ...
7. Wat is je plan voor de toekomst? -> Ik wil ...
8. Waar en wanneer ga je op vakantie? -> Ik ga .... (naar/op)
9. Wat ga je op vakantie doen? -> Ik ga .... 
10. Hoe zullen we het cursusjaar afsluiten? -> We kunnen .....

Slide 2 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 3 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 4 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 5 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 6 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 7 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 8 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 9 - Slide

Separabele verba
blz. 204-205

Slide 10 - Slide