H4.4 Schrijven en formuleren

H1.3 Lezen
Kun je
het 
KONIJN vinden?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1.3 Lezen
Kun je
het 
KONIJN vinden?

Slide 1 - Slide

Programma
  • Start H4.4 Schrijven en formuleren
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Creatief schrijven
Wat is het laatste woord dat je net in je boek gelezen hebt?
Zet deze in het midden van een blaadje en schrijf 1 minuut alle gedachten en associaties die je met dat woord hebt op. 

Slide 3 - Slide

H4.4 Schrijven en formuleren
In deze paragraaf leer je:
  • hoe je een alinea opbouwt;
  • hoe je een informatieve tekst schrijft;
  • hoe je samengestelde zinnen opbouwt.

Slide 4 - Slide

Waaraan herken je een alinea?

Slide 5 - Open question

De opbouw van een goede alinea
  • Begin met een kernzin
     Deze geeft aan waar de alinea over gaat, met de belangrijkste informatie
  • De rest van de alinea is een toelichting op de kernzin met uitleg of een voorbeeld.
  • Slide 6 - Slide

    Wat schrijft de schrijver in alinea's 
    van een informatieve tekst?
    Artikelen

    Slide 7 - Slide

    H4.4 Opbouw van zinnen
    Een tekst met afwisselende korte en lange zinnen leest prettig.
    Enkelvoudige zinnen plak je aan elkaar met voegwoorden tot samengesteld zinnen. Daardoor verandert soms de volgorde van de woorden in de zinnen.

    Slide 8 - Slide

    Voegwoorden
    EN
    TERWIJL
    BEHALVE
    HOEWEL
    WANT
    OMDAT
    MAAR
    OF

    Slide 9 - Slide

    De enkelvoudige zin
    Kevin vindt Stranger Things een akelige serie. 
    Hij houdt niet van science fiction.

     één persoonsvorm
     pv en o staan naast elkaar

    Slide 10 - Slide

    H4.4 Samengestelde zin
    Kevin vindt Stranger Things een akelige serie, omdat hij niet van science fiction houdt.

    meerdere pv's
    voegwoord (doet vaak iets met de zinsvolgorde!)
    pv en o soms los van elkaar

    Slide 11 - Slide

    Informatief artikel
     De schrijver probeert meestal de 5W1H-vragen te beantwoorden:
    1. Wat is er gebeurd?
    2. Wie heeft ermee te maken?
    3. Waar is het gebeurd?
    4. Wanneer is het gebeurd?
    5. Waarom is het gebeurd?
    6. Hoe is het gebeurd?

    Slide 12 - Slide

    Aan de slag!
    Zelfstandig werken:
    maken opdracht 8 en 9

    Slide 13 - Slide

    Tekstopbouw artikel
    Titel: Zegt kort waar het artikel over gaat.
    Naam schrijver: Staat vaak onder de titel.

    Driedeling:
    1. Inleiding: Onderwerp en 'binnenkomer' (aanleiding, anekdote, vraag)
    2. Kern: Deelonderwerpen over het onderwerp, alles wat je wilt vertellen
    3. Slot: Conclusie, samenvatting en/of advies

    Slide 14 - Slide