H. 2.4 Wordt alles duurder?

Wordt alles duurder?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wordt alles duurder?

Slide 1 - Slide

Bekijk de afbeelding. Pim heeft €45.000 op een Eurostyle spaarrekening staan. Hoeveel rente krijgt hij per jaar?
A
€ 720
B
€ 900
C
€ 750
D
€ 810

Slide 2 - Quiz

Leerdoelen
  • Je leert wat welvaart is,
  • Je leert wat koopkracht is waar deze van afhankelijk is,
  • Je leert wat inflatie is en kunt deze berekenen,
  • Je leert waar de letter CBS voor staan en wat deze organisatie doet.

Slide 3 - Slide

Welvaart
  • De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 6 - Slide

Koopkracht
  • De hoeveelheid producten die je met je inkomen kunt kopen.

Slide 7 - Slide

inkomensstijging > prijsstijging
koopkracht neemt toe
inkomensstijging < prijsstijging
koopkracht neemt af

Slide 8 - Slide

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 9 - Quiz

Job zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht.
B
Hij heeft minder koopkracht.

Slide 10 - Quiz

Al de koopkracht toeneemt dan stijgt het inkomen meer dan ...
A
de inkomsten.
B
de prijzen.

Slide 11 - Quiz

Juist of onjuist?
Door inflatie daalt de koopkracht
van je geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

CBS 
Centraal Bureau voor Statistiek 
Verzamelt informatie over inflatie, inkomen van huishoudens en aantal inwoners in het land etc. etc. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Inflatie 
De stijging van de prijzen


Slide 15 - Slide

De gemiddelde prijs van huizen steeg afgelopen jaren.

Slide 16 - Slide

Wat is inflatie?

Slide 17 - Open question

Inflatie wordt uitgedrukt in een percentage
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Aan de slag


Maak 2.4 vraag 1 tm12 op pincode
Maak rekenen blz. 62 en 63 vraag 1 tm 9 in je boek.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

0

Slide 21 - Video