Verslavingszorg

Verslavingsstoornissen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verslavingsstoornissen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Stoornissen in of door het gebruik van een middel

Zorgvragers met een psychiatrische stoornis en stoornissen in het gebruik van middelen

Slide 2 - Slide

Verslavingen..
Wat weet je al? Waar denk jij aan?

Slide 3 - Open question

Wanneer is iets een verslaving?
Een onweerstaanbare behoefte om
'middelen' te gebruiken. 
Het verlangen wordt op een gegeven 
moment meer een afhankelijkheid, 
of zelfs noodzaak. 

Slide 4 - Slide

je spreekt van verslaving als je:
- niet meer zonder een middel kunt, lichamelijk of psychisch
- steeds meer nodig hebt van een bepaald middel om hetzelfde effect te bereiken
- ontwenningsverschijnselen krijgt als je niet gebruikt.

Slide 5 - Slide

gebruik en misbruik
De grens tussen gebruik en misbruik ligt daar waar gebruik  het normaal dagelijks leven hindert. 

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
vader en/of moeder laten de kinderen aan hun lot over, omdat de drang van naar het café gaan groot is;

niet op het werk verschijnen of naar school gaan vanwege een kater of nog dronken zijn;
stoned achter het stuur zitten en aan het verkeer deelnemen of ander riskant gedrag achter het stuur, zoals ‘appen’;
over de grenzen van de ander heengaan om te kunnen gebruiken (stelen, intimideren, dwingen tot seks).



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Stoornissen in het gebruik van een middel (verslavingsstoornis)
alcohol , cannabis , tabak
hallucinogenen: tripmiddelen (mescaline, paddenstoelen);
inhalantia: snuifmiddelen (benzine, oplosmiddelen, lijm )
opioïden (opium, morfine, codeïne, methadon, oxycodon);
hypnotica: slaapmiddelen (nitrazepam, temazepam);
anxiolytica: angstdempende middelen (oxazepam, diazepam, lorazepam);
stimulantia: stimulerende middelen (amfetamine, cocaïne, cafeïne);








Slide 9 - Slide

kenmerken
Buitensporig veel meer gebruiken dan de bedoeling was.
Buitensporig veel tijd besteden aan het verkrijgen en gebruiken.
Aanhoudend problemen hebben met het minderen of beheersen van het gebruik, ondanks dat die wens aanwezig is.
Er is een voortdurende hevige hunkering (‘zucht’).
Als gevolg van het gebruik de dagelijkse verantwoordelijkheden moeilijk of niet kunnen vervullen.
Doorgaan met het gebruik ondanks gevolgen zoals sociale, interpersoonlijke, relationele, psychische of lichamelijke problemen.
Het ontwikkelen van gewenning en/of ontwenningsverschijnselen.
Gebruik  die risico met zich meebrengen voor de veiligheid van zichzelf of anderen.
* Voor een verslaving hoeven niet alle en ook niet de meeste van deze kenmerken aanwezig te zijn.









Slide 10 - Slide

Niet-middelgerelateerde (verslavings)stoornissen
gokverslaving
seks-, internet- en gameverslaving.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

stoornissen door het gebruik van een middel
  • Intoxicatie
  • Onttrekkingssyndroom

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Zorgvragers met een psychiatrische stoornis en stoornissen in het gebruik van middelen

Slide 15 - Slide

verhoogd risico op gebruik
gemakkelijke verkrijgbaarheid

psychotische belevingen
stress
doelloosheid, leegte, eenzaamheid en sociaal isolement


Slide 16 - Slide

Verbod op gebruik of maatschappelijke acceptatie?

Slide 17 - Slide

duidelijkheid over grenzen
afdelingsregels

Slide 18 - Slide

aandachtspunten/begeleiding
gesprek: open, niet veroordelende en belangstellende houding
daginvulling
voorlichting en psycho-educatie
onvoldoende vocht- en voedselinname

Slide 19 - Slide

VRAGEN
Vragen

Slide 20 - Slide

voorbereiding volgende week 
studiewijzer unit 7

Slide 21 - Slide