This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Pluriforme samenleving - migratie
Slide 1 - Slide
Hoe noem je iemand die vanuit het buitenland in Nederland komt wonen?
Slide 2 - Open question
Hoeveel mensen zijn er in 2019 ongeveer naar Nederland geïmmigreerd?
A
270 000
B
60 000
C
520 000
D
140 000
Slide 3 - Quiz
Hoeveel mensen zijn er in 2019 ongeveer uit Nederland geëmigreerd denk je?
A
40 000
B
270 000
C
160 000
D
330 000
Slide 4 - Quiz
Wat is het verschil tussen asielzoeker en een vluchteling?
Slide 5 - Open question
Welke motieven hebben mensen om te immigreren naar Nederland?
Slide 6 - Open question
Uit welk continent komen de meeste immigranten denk je?
Slide 7 - Open question
Hoe heten de vluchtelingen die komen omdat, het onveilig is?
A
Vluchtelingen
B
Economische vluchtelingen
C
Asielzoekers
D
Oorlog vluchtelingen
Slide 8 - Quiz
Wat zijn politieke motieven om te vluchten?
A
Hebben te maken met slechte presidenten.
B
Hebben te maken met oorlog en geweld.
C
Hebben te maken Mark Rutte.
D
Hebben te maken met geld.
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen gezinsvorming en gezinshereniging?
Slide 10 - Open question
"Ook relaties kunnen een aanleiding zijn tot emigreren. Dit zijn ... motieven." Welke woord hoort op de puntjes?
A
Politieke
B
Economische
C
Sociale
D
Wetenschappelijke
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Opdracht
Gebruik nu de webpagina's van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om antwoorden te vinden op de vragen op de volgende slide:
Slide 13 - Slide
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Hoeveel mensen zijn in 2019 naar Nederland geïmmigreerd? 2. Hoeveel mensen zijn in 2019 uit Nederland geëmigreerd? 3. Uit welk continent komen de meeste immigranten?