This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands - lezen 3F
Slide 1 - Slide
Vandaag
Voorbereiding examen lezen, kijken en luisteren
Na deze les weet je...
wat voor soort vragen je krijgt, met voorbeelden.
hoe je je kunt voorbereiden.
Slide 2 - Slide
Het examen lezen, kijken en luisteren 3F
Je krijgt 120 minuten de tijd.
Je maakt het examen op de computer.
Je krijgt één totaalcijfer voor lezen en luisteren.
50 à 60 meerkeuzevragen.
Je mag deze hulpmiddelen gebruiken: - Pen en papier - Verklarend woordenboek Nederlands
Slide 3 - Slide
Soorten examenvragen
De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.
Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.
Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin
Slide 4 - Slide
Vragen over tekstdoelen - welke vier tekstdoelen zijn er?
Slide 5 - Open question
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel
Slide 6 - Drag question
Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?
Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)
Slide 7 - Slide
Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?
Signaalwoorden Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.
Slide 8 - Slide
Conclusie
Tegenstelling
Reden / argument
Oorzaak-gevolg
hoewel
dus
kortom
doordat
echter
want
daarom
toch
desondanks
als gevolg van
omdat
concluderend
maar
Slide 9 - Drag question
Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?
Let op:
De inhoud van de tekst
De plaats van een tekstdeel (inleiding / slot)
De vormgeving en manier van presenteren
Slide 10 - Slide
Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft. Ik vind dat... / Mijn mening is...
Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat,
Slide 11 - Slide
Een redenering beoordelen
Kloppen de aangevoerde feiten wel of zijn ze (deels) onjuist of onvolledig?
Zijn de feiten representatief of laten ze maar één kant van de zaak zien?
Zijn de argumenten die gegeven worden subjectief ofobjectief?
Is het argument wel geldig of is het eigenlijk een drogreden?
Slide 12 - Slide
Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.
Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.
Slide 13 - Slide
Tips voor het examen lezen, kijken en luisteren
Voor het examen:
Lees dagelijks een kwartiertje de krant (kan ook online, maar op papier heeft voorkeur)
Kijk iedere dag naar het nieuws of een actualiteitenprogramma (Jinek, Nieuwsuur, EenVandaag)
Tijdens het examen:
Zorg dat je goed uitgerust bent.
Lees de instructies (vooraf én bij de vragen) goed door.
Neem je tijd.
Baseer je antwoord op de tekst of het fragment.
Lees alle antwoordmogelijkheden goed door.
Slide 14 - Slide
Hoe kun je je voorbereiden? (1)
Ga naar: https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/mbo/?menu=3_0