This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H4 Duitsland in het hart van Europa
4.3 Bevolking in Duitsland
Programma
Terugblik: vorige lessen (lessonup)
4.3 Bevolking van Duitsland: Zelfstandig leren
Afsluiting: Wat heb je deze les geleerd?
Tijd over: Zondag met Lubach: Vergrijzing
Slide 1 - Slide
Berlijn: Een vestigingsoverschot betekent dat er minder mensen in een gebied vestigen dan er vertrekken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Een vestigingsoverschot betekent
A
dat er meer mensen komen wonen dan er weggaan
B
dat er meer mensen komen wonen dan er worden geboren
C
dat er meer bedrijven komen
Slide 3 - Quiz
Wat heeft invloed op bevolking (groei/daling)
Slide 4 - Open question
service.destatis.de
Slide 5 - Link
Zelfstandig leren
Wat ken ik al van de leerdoelen die ik moet kunnen na deze paragraaf.
Wat moet ik nog leren? (check de studiewijzer voor alle leerdoelen van deze paragraaf: 4.3
Wat moet ik doen om dat te bereiken: Opdrachten maken, lessonup/powerpoint zelf doornemen, samenvatten, quizizz maken. Wil je samenwerken of alleen aan de slag.
Kun je ook echt alle leerdoelen beantwoorden aan het eind van de les.
timer
30:00
Slide 6 - Slide
Geef kort aan wat je gedaan hebt en wat je vandaag hebt geleerd?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Video
Slide 9 - Slide
Bevolking
weinig bevolkingsgroei
-> soms zelfs krimp
Leeftijdsopbouw:
vergrijzing -> toenemende levensverwachting
dus ontgroening
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Immigratie
Oost-Europa
Middellandse zeegebied
Vluchtelingen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
aan de slag:
maak opdr 1 t/m 12
Slide 19 - Slide
Berlijn: Een vestigingsoverschot betekent dat er minder mensen in een gebied vestigen dan er vetrekken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Waarom is er in het Ruhrgebied meer werkloosheid dan in de rest van West-Duitsland?
Slide 21 - Open question
Na verdwijnen van de Berlijnse Muur gingen veel mensen in dorpen en voorsteden wonen. Dit noem je:
A
Stedelijke vernieuwing
B
Vestigingsoverschot
C
Central business district
D
Suburbanisatie
Slide 22 - Quiz
Het gebied wat 'Niemandsland' werd genoemd wordt het nieuwe central business district gebouwd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Wat is het verband tussen stedelijke vernieuwing en gentrificatie?
Slide 24 - Open question
Megasteden groeien snel door
A
Vestigingsoverschot
B
veel werk
C
Vestigingsoverschot en een geboorteoverschot
D
meer zekerheid
Slide 25 - Quiz
Suburbanisatie is
A
de trek naar de stad
B
verhuizen naar het platteland in de buurt van de stad
C
het verhuizen naar de periferie
D
verhuizen naar de grootste stad
Slide 26 - Quiz
Een vestigingsoverschot betekent
A
dat er meer mensen komen wonen dan er weggaan
B
dat er meer mensen komen wonen dan er worden geboren
C
dat er meer bedrijven komen
Slide 27 - Quiz
In de Europese stad zie je het CBD niet in het centrum
A
waar
B
niet waar
C
waar, omdat het historisch centrum belangrijk is
D
niet waar, want het is slecht bereikbaar
Slide 28 - Quiz
Wat heeft invloed op bevolking (groei/daling)
Slide 29 - Open question
Hoe noem je toename van het aantal ouderen?
A
Veroudering
B
Vergrijzing
C
Ontgroening
D
Babyboom
Slide 30 - Quiz
Welke problemen ontstaan er door de vergrijzing en ontgroeing?