Mijn vader is op zijn studeerkamer
pv = is
ond = mijn vader
bwb = op zijn studeerkamer -> antwoord op de vraag 'Waar was mijn vader?'
'Wie of wat is mijn vader?' = geen antwoord. Is = geen koppelwerkwoord
Deze zin heeft dus geen naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde neemt een toestand of eigenschap van het onderwerp aan.