Révision de grammaire

3HAVO révision grammaire
Het bestaat uit 5 onderdelen: 
- Bijvoeglijk naamwoord 
- Bezittelijk voornaamwoord
- Voorzetsels landen/personen
- Imparfait en Passé Composé
- Futur



1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3HAVO révision grammaire
Het bestaat uit 5 onderdelen: 
- Bijvoeglijk naamwoord 
- Bezittelijk voornaamwoord
- Voorzetsels landen/personen
- Imparfait en Passé Composé
- Futur



Slide 1 - Slide

1. Bijvoeglijk naamwoord 

Slide 2 - Slide

Waar moet je op letten bij het bijvoeglijk naamwoord?
A
plek (voor/achter zelfst .nwrd)
B
vorm ( mannelijk /vrouwelijk/meervoud)
C
vorm en plek

Slide 3 - Quiz

Noem 5 bijvoeglijk naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen in het Frans.

Slide 4 - Open question

vrouwelijke vorm van gros (dik) =
A
grose
B
gross
C
grossesse
D
grosse

Slide 5 - Quiz

Vrouwelijke vorm van vieux (oud)=
A
vieuxe
B
vieille
C
vieuxe

Slide 6 - Quiz

ik heb bruin haar
A
j'ai les cheveux brun
B
j'ai les bruns cheveux
C
j'ai les cheveux bruns
D
j'ai les brun cheveux

Slide 7 - Quiz

De vorige week
A
la dernière semaine
B
la semaine dernière

Slide 8 - Quiz

2. Bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Slide

Hoe vertaal je mijn ?
A
mon
B
ma
C
mes
D
mon, ma, mes

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je zijn/haar
A
son, sa, ses
B
ses
C
sa
D
son

Slide 11 - Quiz

Vertaal de woorden:
C'est (zijn) mère

Slide 12 - Open question

Vertaal de woorden:
C'est (haar) père

Slide 13 - Open question

3. Voorzetsels landen/personen

Slide 14 - Slide

Welke voorzetsels gebruik je bij landen?

Slide 15 - Open question

Je vais ...... Pays-Bas, ..... Amsterdam
A
en, en
B
au, à
C
aux, à
D
à, à

Slide 16 - Quiz

Je suis ...... France et je vais ..... Portugal
A
au, au
B
en, en,
C
à, au
D
en, au

Slide 17 - Quiz

Tu es ....... Pierre, après tu vas ...... bibliothèque
A
chez; à la
B
à; chez
C
chez; au
D
au; à la

Slide 18 - Quiz

4. Imparfait & passé composé

Slide 19 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de imparfait ?

Slide 20 - Open question

Hij praatte veel
A
Il parlait beaucoup
B
Il parlais beaucoup
C
il parlaient beaucoup
D
il parliez beaucoup

Slide 21 - Quiz

Vertaal:
Het was super

Slide 22 - Open question

Ik ben geweest
A
je suis été
B
j' ai été

Slide 23 - Quiz

Ik ben gegaan
A
j´ ai allé
B
je suis allé(e)

Slide 24 - Quiz

Wij hebben bezocht
A
nous avons visité
B
nous allons visité
C
nous avez visité

Slide 25 - Quiz

5. Futur simple (ik zal)
 

Slide 26 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de Futur?
(tip: denk aan een werkwoord)

Slide 27 - Open question

zij zal gaan
A
elle allera
B
elle alla
C
elle ira

Slide 28 - Quiz

zij zullen eten
A
ils mangeront
B
ils mangerent

Slide 29 - Quiz

wij zullen zijn
A
nous sertons
B
nous êrons
C
nous seront
D
nous serons

Slide 30 - Quiz

Ik wil extra aandacht voor:
Alles
Bijvoeglijk naamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Voorzetsels
Futur simple/imparfait

Slide 31 - Poll