Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Vervluchtigen
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof
1 / 18
next
Slide 1: Drag question
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Vervluchtigen
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof
Slide 1 - Drag question
Lucht
Zuurstof
Softijs
Kraanwater
Cola
Melk
Suiker
Zeewater
Rivierwater
ZUIVERE
STOF
MENGSEL
Koffie
Slide 2 - Drag question
Zuivere stof of mengsel?
Zuivere stof
Mengsel
Slide 3 - Drag question
suspensie
oplossing
zuivere stof
emulsie
Slide 4 - Drag question
Oplossing
Suspensie
Troebel
Helder
Homogeen
Heterogeen
Altijd een kleur
Soms een kleur
Slide 5 - Drag question
Koen mengt suiker met water. Louise mengt krijt met water. Remco mengt zout met water. Daarna schudden deze drie leerlingen de reageerbuis waarin hun mengsel zit.
Geef bij elke leerling aan of hij zij een emulsie of een suspensie heeft gemaakt.
Koen
Louise
Remco
Suspensie
Suspensie
Suspensie
Emulsie
Emulsie
Emulsie
Slide 6 - Drag question
Oplossing
Suspensie
Emulsie
Slide 7 - Drag question
Sleep de juiste scheidingsmethoden naar
de bijbehorende stofeigenschappen.
Verschil in deeltjesgrootte
Verschil in kookpunt
Verschil in dichtheid
Verschil in aanhechtingsvermogen
Verschil in oplosbaarheid
Filtreren
indampen
extraheren
destilleren
adsorbtie
bezinken/ centrifugeren
Slide 8 - Drag question
Filtreren
Extraheren
Bezinken en afgieten
Chromatografie
Adsorptie
Destilleren
Indampen
Centrifugeren
Suspensie
Oplossing
Mengsel van vaste stoffen
Slide 9 - Drag question
Scheidingsmethode
Welk soort mengsel scheid je?
Suspensie
Oplossing
Emulsie
Twee vaste stoffen
Destilleren
Filteren en zeven
Indampen
Extraheren
Adsorberen
Bezinken en afschenken
Slide 10 - Drag question
Filtraat
Residu
Suspensie
Oplossing
Filter
Slide 11 - Drag question
Welke van onderstaande factoren beïnvloedt NIET de reactiesnelheid?
A
Concentratie
B
Katalysator
C
Volume
D
Temperatuur
Slide 12 - Quiz
De reactiesnelheid is lager bij
A
hogere temperatuur
B
kleinere verdelingsgraad
C
grotere concentratie
D
grotere verdelingsgraad
Slide 13 - Quiz
Vul op de open plaatsen de woorden hoger of lager in. De reactiesnelheid van een reactie is groter naarmate de temperatuur ..(I).. is en de concentratie ..(II).. is. Welke combinatie is juist?