5.3 extra oefenen 5 stappen plan

5.3 extra oefenen 5 stappen plan
Extra oefenen
vijf stappenplan
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.3 extra oefenen 5 stappen plan
Extra oefenen
vijf stappenplan

Slide 1 - Slide

Oefenen met het vijfstappen plan
In deze lessonup kan je extra oefenen met het vijfstappenplan.

Om dat te kunnen doen moet je ook nog weten wat de grootheden en eenheden van dit hoofstuk zijn.
Ook moet je de formule weten!

Slide 2 - Slide

Grootheden en eenheden
Grootheden en eenheden zijn weer belangrijk
Deze periode werken we vooral met de grootheden
Energie
Vermogen
Tijd  

Slide 3 - Slide

grootheden + eenheden
Grootheid
Afkorting
Eenheid
Afkorting
Energie
E
Joule
J
Vermogen
p
Watt
W

Tijd
t
seconde
s

Slide 4 - Slide

Formule
Energie = vermogen x tijd
E = Pxt

Slide 5 - Slide

Plaats letters bij de  betekenis
symbool vermogen
symbool energie
eenheid energie
eenheid vermogen
W
J
E
P

Slide 6 - Drag question

Energie =
X
......................
........................
Tijd
Vermogen
Stroomsterkte
Spanning

Slide 7 - Drag question

E  =  P  *  t
Energie
tijd
vermogen
Joule
J
W
J/s
s

Slide 8 - Drag question

Grootheid
Symbool grootheid
Eenheid
Symbool eenheid
W
Joule
tijd
Sleep naar het goed vakje, zodat de eenheden en grootheden goed bij elkaar staan.
t
Watt
P
s
E
Energie
Vermogen
J
seconden

Slide 9 - Drag question

Wat is het verband tussen vermogen P en energie E?
A
E = P
B
E = P . t
C
E = P / t
D
E / t = P

Slide 10 - Quiz

Vermogen
A
E
B
I
C
P
D
G

Slide 11 - Quiz

5 stappen plan
Je werkt bij natuurkunde altijd volgens het 5 stappenplan.
Dit zijn de stappen:
1  gevraagd.
2 gegeven  ---- kloppen de eenheden??
3 formule
4 invullen / berekenen
5 antwoord

Slide 12 - Slide

5 stappen plan: stap 1
Haal uit de tekst, wat je wilt weten.
Schrijf dit volledig op 

Stap 1: gevraagd: Energie
Voorbeeld som:
Dani heeft de waterkoker aanstaan. De waterkoker heeft een vermogen van 1100 Watt. Dani wacht tot het water kookt. Dit duurt 2 minuten.
Hoeveel Energie heeft dit gekost?

Slide 13 - Slide

5 stappen plan: Stap 2
Haal uit de tekst wat er al gegeven is (wat je al weet)
Schrijf dit op.  Zorg ervoor dat de eenheden
bij elkaar horen!!! 
Stap 2:
gegeven:  vermogen= P = 1100 W
               tijd = 2 minuten  <= mag niet dus omrekenen
               tijd = 2 minuten x 60 seconden = 120 seconden
Eenheden moeten bij elkaar horen, anders kan je niet rekenen.
Dus: 
W hoort bij s
Staat er uur of minuten?
Dan moet je omrekenen!!!
Voorbeeld som:
Dani heeft de waterkoker aanstaan. De waterkoker heeft een vermogen van 1100 Watt. Dani wacht tot het water kookt. Dit duurt 2 minuten.
Hoeveel Energie heeft dit gekost?

Slide 14 - Slide

5 stappen plan: Stap 3
Nu schrijf je de formule op. Als je niet meer weet hoe je met de driehoek-truc de formule kan veranderen, kijk dan eerst het volgende filmpje:



E = P x t

Slide 15 - Slide

5 stappen plan: Stap 3
Formule!!!
Stap 1:  gevraagd: Energie = ?
Stap 2:gegeven:   Vermogen = P=1100 Watt
                                      tijd = 120 seconde
Stap 3:  formule    Energie = vermogen x tijd




Slide 16 - Slide

5 stappen plan: Stap 4
Invullen!!!
Stap 1: gevraagd: Energie = ?
Stap 2:gegeven: Vermogen = P=1100 Watt
                                      tijd = 120 seconde
Stap 3: formule Energie = vermogen x tijd
Stap 4: invullen  Energie = 1100 W x 120 s

Slide 17 - Slide

5 stappen plan: Stap 5
Uitrekenen!!
Stap 1: gevraagd:          Energie = ?
Stap 2:gegeven:            Vermogen = P=1100 Watt
                                               tijd = 120 seconde
Stap 3: formule               Energie = vermogen x tijd
Stap 4: invullen               Energie = 1100 W x 120 s
Stap 5: uitrekenen:       Energie = 132000 J
Eenheid!!!
vergeet de eenheid niet! 
Als je die vergeet kost het je een punt!!

Slide 18 - Slide

Energie = vermogen x tijd
Een wasmachine van 1000 W staat 0,5 uur aan. Bereken het energieverbruik in Joules
let op
tijd is een half uur.
Maar tijd moet in seconden
Reken eerst om naar minuten: 
1 uur heeft 60 minuten
een half uur heeft dus 30 minuten
dan reken je verder om naar seconden
1 minuut heeft 60 seconden
dus 30 minuten hebben 30 x 60 = 1800 seconde
A
Energie = 1000 : 0.5 = 2000 J
B
Energie = 1000 x 0.5 = 500 J
C
Energie = 1000 x 1800 = 1 800 000 J
D
Energie = 1000 x 30 = 3 000 J

Slide 19 - Quiz

Bereken de energie van een telefoon die 2 minuten aanstaat op een vermogen van 100 W
let op
tijd is 2 minuten.
Maar tijd moet in seconden
Reken om naar seconden
1 minuut heeft 60 seconden
dus 2 minuten hebben 2 x 60 = 120 seconde
A
12 000 J
B
1 200 J
C
200 J
D
102 J

Slide 20 - Quiz

Het symbool van vermogen is ........
en de eenheid van vermogen is .........

A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA

Slide 21 - Quiz

5 stappen plan: stap 1
Haal uit de tekst, wat je wilt weten.
Schrijf dit volledig op 

Stap 1: gevraagd: 
Voorbeeld som:
Dani heeft de waterkoker aanstaan. De waterkoker heeft een vermogen van 1100 Watt. Dani wacht tot het water kookt. Dit duurt 2 minuten.
Hoeveel Energie heeft dit gekost?

Slide 22 - Slide

Wat wordt gevraagd in de som over de laptop van Melody

Slide 23 - Open question

5 stappen plan: stap 1
Haal uit de tekst, wat je wilt weten.
Schrijf dit volledig op 

Stap 1: gevraagd: Energie
Voorbeeld som:
Dani heeft de waterkoker aanstaan. De waterkoker heeft een vermogen van 1100 Watt. Dani wacht tot het water kookt. Dit duurt 2 minuten.
Hoeveel Energie heeft dit gekost?

Slide 24 - Slide

5 stappen plan: Stap 2
Haal uit de tekst wat er al gegeven is
Schrijf dit op.  Zorg ervoor dat de eenheden
bij elkaar horen!!! 
Stap 2:
gegeven: ?????
Eenheden moeten bij elkaar horen, anders kan je niet rekenen.
Dus: 
W hoort bij s
Staat er uur of minuten?
Dan moet je omrekenen!!!
Voorbeeld som:
Melody heeft een nieuwe laptop.  Deze heeft het vermogen van 40 Watt. Zij speelt een game op de laptop. Na 30 minuten wordt ze geroepen om naar school te gaan en stopt ze met gamen. Hoeveel Energie heeft de laptop verbruikt?

Slide 25 - Slide

Wat vul jij in bij gegeven

som
A
Vermogen is 40 tijd is 30
B
Vermogen is 40 Watt tijd is 30 minuten
C
vermogen is 40 Watt tijd is 1800 seconden
D
vermogen is 40 Watt tijd is 180 seconden

Slide 26 - Quiz

5 stappen plan: Stap 2
Haal uit de tekst wat er al gegeven is
Schrijf dit op.  Zorg ervoor dat de eenheden
bij elkaar horen!!! 
Stap 2:
gegeven:  vermogen= P = 40 W
               tijd = 30 minuten  <= mag niet dus omrekenen
               tijd = 30 minuten x 60 seconden = 1800 seconden
Eenheden moeten bij elkaar horen, anders kan je niet rekenen.
Dus: 
W hoort bij s
Staat er uur of minuten?
Dan moet je omrekenen!!!
Voorbeeld som:
Melody heeft een nieuwe laptop.  Deze heeft het vermogen van 40 Watt. Zij speelt een game op de laptop. Na 30 minuten wordt ze geroepen om naar school te gaan en stopt ze met gamen. Hoeveel Energie heeft de laptop verbruikt?

Slide 27 - Slide

Wat is stap 3 van het stappenplan
A
formule
B
berekenen
C
eenheden erbij zetten
D
uitrekenen

Slide 28 - Quiz

Welke formule gebruik je bij de som van de laptop van Melody

Slide 29 - Open question

5 stappen plan: Stap 3
Nu schrijf je de formule op. Als je niet meer weet hoe je met de driehoek-truc de formule kan veranderen, kijk dan eerst het volgende filmpje:



E = P x t

Slide 30 - Slide

5 stappen plan: Stap 3
Formule!!!
Stap 1:  gevraagd: Energie = ?
Stap 2:gegeven:   Vermogen = P=1100 Watt
                                      tijd = 120 seconde
Stap 3:  formule    Energie = vermogen x tijd




Slide 31 - Slide

Wat is stap 4 van het stappenplan
A
formule
B
berekenen
C
eenheden erbij zetten
D
uitrekenen

Slide 32 - Quiz

5 stappen plan: Stap 4
Invullen!!!
Stap 1: gevraagd: Energie = ?
Stap 2:gegeven: Vermogen = P=1100 Watt
                                      tijd = 120 seconde
Stap 3: formule Energie = vermogen x tijd
Stap 4: invullen  Energie = 1100 W x 120 s

Slide 33 - Slide

5 stappen plan: Stap 4
Invullen!!!
Stap 1: gevraagd: Energie = ?
Stap 2:gegeven: Vermogen = P=1100 Watt
                                      tijd = 120 seconde
Stap 3: formule Energie = vermogen x tijd
Stap 4: invullen  Energie = ??

Slide 34 - Slide

Schrijf hieronder de goed ingevulde formule
som

Slide 35 - Open question

Wat is stap 5 van het stappenplan
A
formule
B
berekenen
C
eenheden erbij zetten
D
uitrekenen

Slide 36 - Quiz

5 stappen plan: Stap 5
Uitrekenen!!
Stap 1: gevraagd:          Energie = ?
Stap 2:gegeven:            Vermogen = P=1100 Watt
                                               tijd = 120 seconde
Stap 3: formule               Energie = vermogen x tijd
Stap 4: invullen               Energie = 1100 W x 120 s
Stap 5: uitrekenen:       Energie = 132000 J
Eenheid!!!
vergeet de eenheid niet! 
Als je die vergeet kost het je een punt!!

Slide 37 - Slide

Nog meer oefenen

Slide 38 - Slide

De krultang van Loredana heeft een vermogen van 120 Watt. Het duurt 45 seconde voor de krultang warm genoeg is om deze te gebruiken. Bereken hoeveel energie de krultang gebruikt heeft om op te warmen.

Slide 39 - Open question

een stofzuiger van 750W wordt één uur gebruikt. Bereken de verbruikte energie in joule

Slide 40 - Open question

Hoeveel elektrische energie
gebruikt een lamp (100 W) als deze 12 uur brandt?
Noteer de volledige berekening.

Slide 41 - Open question

Hoeveel energie gebruikt deze als deze 18 min. aanstaat? Schrijf de volledige berekening op.

Slide 42 - Open question

Een laptop verbruikt 5 W. Je hebt de laptop 0.5h aanstaan. Hoeveel energie heb je verbruikt?

Slide 43 - Open question

Wat is het energieverbruik van een waterkoker van 1000W die 45minuten aan staat?

Slide 44 - Open question

Een verwarmingselement in een waterkoker verwarmt gedurende 10 min een hoeveelheid water. Het vermogen van het element is 70 W.
Bereken de hoeveelheid warmte (energie) die door het verwarmingselement is geproduceerd.
Noteer de gehele berekening met formule.

Slide 45 - Open question

Nadat je thuiskomt van school om 16:00 kijk je tot half 6 tv. Je tv heeft een vermogen van 350 W. Hoeveel energie heb je verbruikt in deze tijd?

Slide 46 - Open question