p1 week 2 - abstract-concreet

Wat is een mens?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat is een mens?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Filosofisch gereedschap: noodzakelijke en voldoende eigenschappen

Noodzakelijke eigenschap:
Een eigenschap die onmisbaar is. Zonder die eigenschap zou iets niet kunnen zijn wat het is.

Voldoende eigenschap:
Een eigenschap of combinatie van eigenschappen, waardoor je zeker weet wat iets is. Het is typerend.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma vandaag

1. Terugblik noodzakelijke en voldoende eigenschappen: Wat is een mens?
2. Filosofisch gereedschap:  abstract en concreet
3. Filosofische oefening

Slide 3 - Slide

vooronderstellingen.
Leerdoelen

Aan het einde van deze week...

3) kan ik vooronderstellingen blootleggen en er voorbeelden van geven.
4) kan ik een onderscheid maken tussen noodzakelijke en voldoende eigenschappen.
5) kan ik van concreet naar abstract gaan en andersom.
6) kan ik begrippen definiëren door gebruik te maken 4 en 5.

Slide 4 - Slide

NB verwachting 'maak': schrijf op in je schrift.
Wat zijn dit?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Abstract en concreet

Abstract = voorbij de concrete verschillen.
Concreet = een specifiek geval

Het abstracte wordt zichtbaar in het concrete.
Filosofie gaat over het abstracte, om algemene uitspraken te kunnen doen. Waarom..? Begeerte naar wijsheid. En zeker ook praktisch nut. Wat is waarheid? Wat is rechtvaardigheid? Wanneer weet je iets zeker?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Abstract en concreet

Opdracht: zet de volgende begrippen op een rij van concreet naar abstract:

leerling van het JdW - mens - wezen - scholier - Insaf

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is...
vriendschap, liefde, geluk, macht, vrijheid, wijsheid, rechtvaardigheid, waarheid?

1) kies een van bovenstaande begrippen
2) geef hier minstens drie concrete voorbeelden van
3) schrijf van dit begrip zoveel mogelijk eigenschappen op, en deel ze in in noodzakelijke en voldoende eigenschappen.
4) probeer een definitie te geven van het begrip dat je gekozen hebt.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

Aan het einde van deze week...

3) kan ik vooronderstellingen blootleggen en er voorbeelden van geven.
4) kan ik een onderscheid maken tussen noodzakelijke en voldoende eigenschappen.
5) kan ik van concreet naar abstract gaan en andersom.
6) kan ik begrippen definiëren door gebruik te maken 4 en 5.

Slide 9 - Slide

NB verwachting 'maak': schrijf op in je schrift.
Programma vandaag

1. afmaken filosofische oefening
2. bespreken filosofische tekst

Slide 10 - Slide

vooronderstellingen.

Wat is...

liefde, geluk, macht, vrijheid, wijsheid, rechtvaardigheid?


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Controleer nu of je definities sterk is. Dat kun je doen door:
 
- Voorbeelden te zoeken die niet overeenkomen met de definitie. Als je die vindt, onderzoek dan hoe je je definitie kan aanpassen.
 
- te onderzoeken of je van algemeen naar specifiek gaat in je definitie. Komt het ‘abstractere begrip’ terug in je definitie? En wat zeg je daar specifieker over?


Wat is...
liefde, geluk, macht, vrijheid, wijsheid, rechtvaardigheid?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

2. Filosofische tekst
Waarom?

  • van belang voor hoe je in het leven staat
  • helpt bij leren filosoferen
  • Filosofie in de praktijk

Slide 13 - Slide

vooronderstellingen.
Leerdoelen

Aan het einde van deze week...

3) kan ik vooronderstellingen blootleggen en er voorbeelden van geven.
4) kan ik een onderscheid maken tussen noodzakelijke en voldoende eigenschappen.
5) kan ik van concreet naar abstract gaan en andersom.
6) kan ik begrippen definiëren door gebruik te maken 4 en 5.

Slide 14 - Slide

NB verwachting 'maak': schrijf op in je schrift.
Huiswerk: 
Lees 3. Kritisch denken


Slide 15 - Slide

NB verwachting 'maak': schrijf op in je schrift.