7/9/21 Alles Apart Hoofdstuk 7 Hoofdletters

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Doel: Aan het einde van de les weet ik weer wanneer ik een hoofdletter schrijf in een woord of een zin

Alles Apart

Hoofdletters

Hoofdletters

Wat weet ik nog?

A.

's Winters is het koud.

B.

's winters is het koud.

A.

's Winters is het koud.

B.

's winters is het koud.

A.

Daan de Bruin viert zijn verjaardag Morgen.

C.

Daan De Bruin viert zijn verjaardag morgen.

B.

daan de bruin viert zijn verjaardag morgen.

D.

Daan de Bruin viert zijn verjaardag morgen.

A.

Daan de Bruin viert zijn verjaardag Morgen.

C.

Daan De Bruin viert zijn verjaardag morgen

B.

daan de bruin viert zijn verjaardag morgen.

D.

Daan de Bruin viert zijn verjaardag morgen.

A.

Met kerstmis is het groot feest bij familie de Vries.

C.

Met Kerstmis is het groot feest bij familie de vries.

B.

Met Kerstmis is het groot feest bij familie de Vries.

D.

Met Kerstmis is het groot feest bij Familie de Vries.

A.

Met kerstmis is het groot feest bij familie de Vries.

C.

Met Kerstmis is het groot feest bij familie de vries.

B.

Met Kerstmis is het groot feest bij familie de Vries.

D.

Met Kerstmis is het groot feest bij Familie de Vries.

A.

Zuid-Holland

C.

zuid-holland

B.

Zuid-holland

D.

zuid-Holland

A.

Zuid-Holland

C.

zuid-holland

B.

Zuid-holland

D.

zuid-Holland

A.

Het Zuiden van Zuid-Holland

C.

Het Zuiden van Zuid-Holland

B.

Het zuiden van zuid-holland

D.

Het zuiden van Zuid-Holland

A.

Het Zuiden van Zuid-Holland

C.

Het Zuiden van Zuid-Holland

B.

Het zuiden van zuid-holland

D.

Het zuiden van Zuid-Holland

A.

Die Franse Kaas stinkt, het is schimmelkaas.

C.

Die Franse kaas stinkt, het is schimmelkaas.

B.

Die franse kaas stinkt, het is schimmelkaas.

D.

Die franse kaas stinkt, het is Schimmelkaas.

A.

Die Franse Kaas stinkt, het is schimmelkaas.

C.

Die Franse kaas stinkt, het is schimmelkaas.

B.

Die franse kaas stinkt, het is schimmelkaas.

D.

Die franse kaas stinkt, het is Schimmelkaas.

A.

Louis van Gaal won met oranje tegen Montenegro.

C.

Louis van Gaal won met Oranje tegen Montenegro.

B.

Louis van gaal won met Oranje tegen montenegro.

D.

Louis Van Gaal won met oranje tegen Montenegro.

A.

Louis van Gaal won met oranje tegen Montenegro.

C.

Louis van Gaal won met Oranje tegen Montenegro.

B.

Louis van gaal won met Oranje tegen montenegro.

D.

Louis Van Gaal won met oranje tegen Montenegro.

A.

Van Gaal wint de wedstrijd.

C.

van gaal wint de wedstrijd.

B.

van Gaal wint de wedstrijd.

D.

Van Gaal wint de Wedstrijd.

A.

Van Gaal wint de wedstrijd.

C.

van gaal wint de wedstrijd.

B.

van Gaal wint de wedstrijd.

D.

Van Gaal wint de Wedstrijd.

Je schrijft een  hoofdletter:

1.  Aan het begin van een zin
2.  Bij de naam van een mens, volk, bedrijf of club, plek op aarde of afgeleiden daarvan
3.  Bij feestdagen en belangrijke gebeurtenissen

Werkboek hoofdstuk 7 

Blz. 16

Spelling I

Klaar? Maak 5 zinnen met de hoofdletter woorden