Criteria creatief taalgebruik
Verwerk in elke tekst 1 stijlfiguur / 1 vorm van beeldspraak (in totaal dus 6). (minimaal 3 verschillende stijlfiguren / vormen van beeldspraak)
Stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, paradox, eufemisme, overdrijving, understatement, ironie, sarcasme.
Beeldspraak: vergelijking met/zonder als, metafoor, personificatie, metonymia