Verantwoorden

Verantwoorden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Verantwoorden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Verantwoorden
Casus opdracht
Voorbeeld
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Wat is volgens jou verantwoorden?

Slide 3 - Open question

Wat staat er in een verantwoording?

Slide 4 - Open question

Wat heb je nodig om te kunnen verantwoorden?

Slide 5 - Open question

Waarom is het belangrijk om te verantwoorden?

Slide 6 - Open question

Benoem minimaal 3 bronnen voor je verslagen 

Slide 7 - Slide

Opdracht
  • Je krijgt een casus.
  • Beantwoord de vragen onder de casus.
  • Als je klaar bent: beschrijf hoe jij zelf de interactievaardigheden toepast op de werkvloer. (Dit hoeft niet af deze les) 

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Jonas is 1,5 jaar oud. Hij is volop aan het experimenteren op motorisch gebied, zo zet hij al losse stappen, klimt hij op stoelen, kan hij zelfstandig op een lage glijbaan klimmen en eraf glijden zonder te vallen. Vandaag ging Jonas op de stoel staan, ik heb hem gezegd dat je op een stoel zit. Ik benoem het positieve gedrag wat ik wil zien, omdat een kind het woord niet, niet kent. Jonas ging eerst zitten, maar stond gelijk weer op om te gaan staan. Ik ben op ooghoogte gaan zitten en heb hem opnieuw gezegd dat hij op de stoel moest gaan zitten, omdat hij anders om kon vallen en dat hij zich dan pijn zou kunnen doen. Ik ga op ooghoogte zitten, zodat hij zich gelijkwaardig voelt. Doordat hij zich gelijkwaardig voelt, creëer ik een veilige omgeving waarin hij zich kan ontwikkelen, dit hoor bij de interactievaardigheid sensitieve responsiviteit. Door positieve opdrachten te geven, stimuleer ik positief gedrag wat valt onder de interactievaardigheid structureren en leidinggeven (grenzen stellen). 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld vervolg
  • Jonas gaat zitten, maar bedenkt zich en gaat op de stoel staan. De stoel valt dit keer om en Jonas valt met zijn hoofd op de rand van de plantenbak.

  • Hoe zou jij reageren en verantwoord jouw handelen aan de hand van theorie.

Slide 10 - Slide

Delen
  1. Geef jouw reactie en verantwoording door aan de persoon rechts van je.
  2. Geef elkaar kritische (niet afkeurend) feedback.
  3. Geef tips welke theorie of aanvullingen iemand kan toepassen.
  4. Klassikaal terugkoppelen bevindingen.

Slide 11 - Slide

Wet IKK
Er zijn duidelijke kwaliteitseisen voor de kinderopvang. De GGD toetst, in opdracht van de gemeente, of kindercentra hier ook aan voldoen.​

De eisen zijn aangescherpt door de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK). De invoering van deze wet gebeurt stapsgewijs en loopt tot 2025. De Wet IKK noemt vier pijlers voor kwaliteit in de kinderopvang:​
  1. de ontwikkeling van het kind centraal;​
  2. veiligheid en gezondheid;​
  3. stabiliteit;​
  4. kinderopvang is een vak.




Slide 12 - Slide

Hoe zou jij reageren?
Jij werkt op een bso. Een van de moeders spreekt je op een gegeven moment aan. Ze vertelt dat ze zich zorgen maakt over een vriendje van haar zoon dat ook naar de bso gaat.​  

'Hij speelt vaak bij ons', vertelt ze, 'maar heel vreemd: altijd als mijn man binnenkomt, sluipt hij snel naar boven. Terwijl hij daarvoor nog lekker aan het spelen was.
 Ik twijfel of hier sprake is van kindermishandeling en heb je advies nodig. Ik dacht namelijk altijd dat ik kindermishandeling wel zou herkennen. Een blauwe plek zou zien of zo. Maar die zie ik niet, maar ik voel wel dat hij bang is. Ik twijfel of ik het wel goed zie, maar ik blijf me zorgen maken.

Slide 13 - Slide

Hoe zou je de bovenste tekst verantwoorden?
Welke bron(nen)  zou je hiervoor gebruiken?
Hoe zou je je eigen handelen vanuit deze casus verantwoorden?
Hoe laat je zien dat je methodisch hebt gehandeld?

Slide 14 - Slide

Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat weet je nog van de vorige keer?

Slide 17 - Open question

Opdracht beargumenteren
  • Je krijgt zo allemaal dezelfde stelling.
  • Je zoekt met jouw groep naar argumenten om jullie standpunt te verdedigen. (10min.)
  • Gebruik minimaal 4 verschillende bronnen.
  • Zorg ervoor dat je de bronnen ook kunt benoemen tijdens je verdediging.

Slide 18 - Slide

Opdracht beargumenteren
Stelling: 
Het is een goede beslissing van het kabinet om de kinderopvang bijna gratis te maken,  met twee jaar uit te stellen en pas in 2027 in te laten gaan.
Groep 1: is het eens
Groep 2: is het oneens


Slide 19 - Slide

Verantwoorden vanuit bronnen
  • In een rapportage, verslag of mondeling overdracht gebruik je verschillende bronnen.
  • Welke bronnen ken je?
  • Waarom is het belangrijk om verschillende bronnen te gebruiken?
  • Geef altijd concrete voorbeelden.

Slide 20 - Slide

Verantwoorden goed/fout
  1. Vandaag ging het niet zo goed met Fleur, ik zag haar zand gooien op Tim.
  2. Mijn collega's en ik hebben gemerkt dat Anne het erg naar haar zin heeft, ze vraagt of ze niet wat langer mag blijven.
  3. In ons beleidsplan staat dat u uw kind bij de voordeur aan ons overdraagt, u mag dus niet op de groep komen.
  4. Jan loopt achter in zijn taalontwikkeling.

Slide 21 - Slide

Voorbeeld in een rapportage
K. is 3 jaar en is op sociaal emotioneel gebied erg op zichzelf gericht. Ook wel egocentrisch genoemd volgens de ontwikkelingspsychologie (Verhoef, 2020). Dat betekent dat een 3 jarige nog in zijn/haar eigen belevingswereld leeft. Wij zien dat in de praktijk terug doordat K. speelgoed van andere kinderen afpakt en vervolgens alleen in een hoek daarmee gaat spelen. Als wij aangeven dat K. moet delen, zegt ze; dit is van mij. 

Slide 22 - Slide

Bronverwijzen
  • Benoem altijd de bronnen die je gebruikt.
  • Collega's, welk boek, welk artikel, welke training/cursus, kindvolgsysteem, observatiemethode, ouders, kind/jongere zelf, websites.

  • Doe je dat niet -> plagiaat -> strafbaar.
  • Bij je examen word je dan gemeld bij de examencommissie -> einde examen, geen diploma.

Slide 23 - Slide

Bronverwijzing
  • Er zijn 2 manieren van informatie verwerking uit documenten.
  • Citeren: letterlijk overnemen van tekst.
  • Parafraseren: in eigen woorden overnemen van tekst.
  • Bij beide bronverwijzing!
  • Verwijzen volgens de apa-normering, zie volgende dia voor een uitleg.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 29 - Open question

Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
Beargumenteren
Verantwoorden vanuit verschillende bronnen
Afsluiten

Slide 30 - Slide