Jonas is 1,5 jaar oud. Hij is volop aan het experimenteren op motorisch gebied, zo zet hij al losse stappen, klimt hij op stoelen, kan hij zelfstandig op een lage glijbaan klimmen en eraf glijden zonder te vallen. Vandaag ging Jonas op de stoel staan, ik heb hem gezegd dat je op een stoel zit. Ik benoem het positieve gedrag wat ik wil zien, omdat een kind het woord niet, niet kent. Jonas ging eerst zitten, maar stond gelijk weer op om te gaan staan. Ik ben op ooghoogte gaan zitten en heb hem opnieuw gezegd dat hij op de stoel moest gaan zitten, omdat hij anders om kon vallen en dat hij zich dan pijn zou kunnen doen. Ik ga op ooghoogte zitten, zodat hij zich gelijkwaardig voelt. Doordat hij zich gelijkwaardig voelt, creëer ik een veilige omgeving waarin hij zich kan ontwikkelen, dit hoor bij de interactievaardigheid sensitieve responsiviteit. Door positieve opdrachten te geven, stimuleer ik positief gedrag wat valt onder de interactievaardigheid structureren en leidinggeven (grenzen stellen).