Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens: komma, dubbele punt en aanhalingsteken.
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Je zet een komma
– tussen twee persoonsvormen;
– tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en);
– na een naam of een uitroep aan het begin van een zin;
– voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra.