Kapitel 2: Wortschatz Meine Familie + bez. voornaamwoorden
Thema: Meine Familie
Neue Kontakte Kapitel 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Thema: Meine Familie
Neue Kontakte Kapitel 2
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik kan over mijn familie vertellen.
Slide 2 - Slide
Wir fangen mit einem Video an.
Aufgabe: Mache Notizen (aantekeningen) in dein Heft:
Wer? Wie alt? Wer macht was?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Schrijf nu je antwoorden op!
Slide 5 - Open question
Schreibe die Wörter in dein Heft. Schreibe auch die Niederländische Übersetzung (vertaling) dazu.
Slide 6 - Slide
Aufgabe 5 min. :
Schreibe 5 Sätze in dein Heft auf.
Slide 7 - Slide
Wir wiederholen!
Lesdoelen:
Ik kan over mijn familie vertellen.
Ik kan de woorden uit Lernliste D-N gebruiken.
Ik kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.
Thema: Meine Familie
Slide 8 - Slide
Die Schwester von meinem Vater ist meine ... .
A
Onkel
B
Cousine
C
Nichte
D
Tante
Slide 9 - Quiz
Wer ist das: Die Tochter von meinem Onkel
A
mein Cousin
B
meine Nichte
C
meine Cousine
D
mein Neffe
Slide 10 - Quiz
Übersetze: de neef (zoon van je broer/zus):
A
der Neffe
B
der Cousin
Slide 11 - Quiz
Übersetze: de neef (zoon van je tante/oom):
A
der Neffe
B
der Cousin
Slide 12 - Quiz
Du
die Schwester
die Cousine
die Uroma
der Vater
der Uropa
die Mutter
die Tante
der Onkel
der Cousin
die Oma
der Großonkel
der Großtante
Slide 13 - Drag question
Lidwoorden: Wat weet je al?
mannelijk: der Vater onzijdig: das Kind
ein Vater ein Kind
vrouwelijk: die Mutter meervoud: die Eltern
eine Mutter
Slide 14 - Slide
Lidwoorden: Wat weet je al?
mannelijk: der Vater onzijdig: das Kind
ein Vater ein Kind
mein Vater mein Kind
vrouwelijk: die Mutter meervoud: die Eltern
eine Mutter
meine Mutter meine Eltern
Slide 15 - Slide
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
jij, u
B
mijn, jouw, jullie
C
onze, uw
D
hij, zij, ik
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Een bezittelijk voornaamwoord
A
staat voor het zelfstandig naamwoord
B
staat na het zelfstandig naamwoord
C
kan een persoonlijk voornaamwoord vervangen
D
geeft een bezit aan
Slide 18 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
schrijf op in je
schrift!
Slide 19 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr
Slide 20 - Drag question
Wanneer voeg je een 'e' achter het bezittelijke voornaamwoord toe?
Slide 21 - Open question
Lernzielcheck! Schrijf vijf Duitse woorden over het onderwerp 'Familie' op die je vandaag hebt geleerd!
Slide 22 - Open question
Heb je de lesdoelen behaald? * Ik kan over mijn familie vertellen. * Ik kan de woorden uit Lernliste D-N gebruiken. * Ik kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.