Periode 7 hoofdstuk 13: lesweek 6

WAW Periode 7 lesweek 6
1 / 30
next
Slide 1: Slide
WawMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

WAW Periode 7 lesweek 6

Slide 1 - Slide

Waar werken we naartoe?
Lesweek 8 lever je een portfolio in met uitgewerkte lesopdrachten. Hier werk je in de les aan of tijdens zelfstudie deze periode. 
Daarnaast krijg je een toets in week 8. 

WAW boek Onderwijsassistent: Hoofdstuk 9, 10, 11 en 13.





Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Weken
Onderwerp
Hoofdstuk
Week 1
Differentiëren- NT2 onderwijs en hoogbegaafdheid
9
Week 2
Lees- en spellingsstoornissen, rekenstoornissen, NLD, dyspraxie en handelingsplan
9
Week 3
Passend onderwijs in de regio, klas of op maat
10
Week 4
Passend onderwijs in de regio, klas of op maat
10
Week 5
Aandacht voor de introverte leerling 
11
Week 6
Handicaps en beperkingen 
13
Week 7
Waar ligt jullie behoefte individueel of als klas?
Week 8
Inleveren van portfolio met lesopdrachten

Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 13: Handicap en beperkingen

Hoofdstuk 13


§13.3 Lichamelijke beperking
§13.4 Verstandelijke beperking
§13.5 Meervoudige handicap

Slide 7 - Slide

Hoofdstuk 13: Handicap en beperkingen

Een ander woord voor handicap is beperking. 


We spreken van een handicap of beperking wanneer het algemene dagelijkse functioneren wordt beperkt door een afwijking die aangeboren is of die iemand later heeft gekregen door bijvoorbeeld een ongeluk.

Slide 8 - Slide

Hoofdstuk 13: Handicap en beperkingen



Na behandeling van deze lessen hebben jullie basiskennis van begrippen van (dis)functioneren door (chronische) ziekte(n).

Slide 9 - Slide

Welke soorten handicaps/beperkingen zijn er?
A
Visuele en auditieve handicaps
B
Lichamelijke en verstandelijke handicaps
C
Motorische en geestelijke handicaps
D
Lichamelijke en sociale handicaps

Slide 10 - Quiz

Wanneer heb je een motorische handicap?
A
Als je niet goed kunt zien
B
Als je niet goed kunt horen
C
Als je niet goed kunt ademen
D
Als je niet goed kunt bewegen

Slide 11 - Quiz

Welke van de onderstaande beperkingen is een motorische handicap?
A
Spasticiteit
B
Epilepsie
C
Diabeters
D
Coeliakie

Slide 12 - Quiz

Wat is een auditieve handicap?
A
Iemand die niet goed kan zien
B
Iemand die niet goed kan horen
C
Iemand die niet goed kan praten
D
Iemand die niet goed kan bewegen

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor suikerziekte?
A
Coeliakie
B
Astma
C
Diabetes
D
Epilepsie

Slide 14 - Quiz

Hoe wordt een aanval bij diabetes genoemd?
A
Spasticiteit
B
Een hyper of een hypo
C
Partiële aanval
D
Syndroom van down

Slide 15 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een neurologische handicap?
A
Iemand is door of slechthorend
B
Iemand heeft een aandoening aan de hersenen, het ruggenmerg en/of het totale centrale zenuwstelsel
C
Iemand is beperkt in het bewegen
D
Iemand heeft een aandoening aan de organen

Slide 16 - Quiz

Wat is kenmerkend voor epilepsie?
A
Aanvallen waarbij je neervalt
B
Wegdraaiende ogen
C
Hyperventilatie
D
Braken

Slide 17 - Quiz

Het syndroom van down is een voorbeeld van:
A
Een motorische handicap
B
Een zintuigelijke handicap
C
Een verstandelijke handicap
D
Een neurologische handicap

Slide 18 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een meervoudige handicap?
A
Iemand heeft twee afzonderlijke handicaps die ieder op zich ernstig, omvangrijk en langdurig zijn
B
Iemand heeft een handicap en een leerachterstand
C
Iemand heeft twee handicaps maar heeft er geen last van
D
Iemand heeft een verstandelijke en lichamelijke handicap

Slide 19 - Quiz

Wat weet je al van dit onderwerp?


Ga naar de begrippenlijst aan het eind van het hoofdstuk en vul de betekenis in van de begrippen die je al kent.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Lichamelijke handicap


Motorische handicap
Zintuiglijke handicap
Organische handicap
Neurologische handicap

Slide 22 - Slide

Lichamelijke handicap
Motorische handicap: 
Stoornis in het bewegen

Meest voorkomende motorische handicaps:
 Spasticiteit: stoornis in samenwerking vd spieren
 Verlamming
 Ontbrekende ledematen
 Diverse aangeboren afwijkingen


Slide 23 - Slide

motorische handicap
Lesopdracht 1

Leerlingen met een motorische handicap kunnen prima onderwijs volgen op een reguliere school. Een voorwaarde is dan wel dat de school hierop ingericht is en over de juiste hulpmiddelen beschikt. Bedenk met de klas minimaal 3 verbeterpunten / hulpmiddelen die onze school nog moet aanpassen of aanschaffen om het toegankelijker te maken voor leerlingen met een motorische beperking.

Slide 24 - Slide

Lichamelijke handicap
Zintuiglijke handicap


Visuele handicap: blind of slechtziend
Auditieve handicap: doof of slechthorend

Slide 25 - Slide

Lichamelijke handicap
Organische handicap
Veroorzaakt door een ziekte aan 1 of meerdere organen die niet meer overgaat

Voorbeelden van organische handicaps zijn:
 Astma en andere longaandoeningen (COPD)
 Coeliakie of andere darmaandoeningen
 (Huid) allergie
 Diabetes


Slide 26 - Slide

Lichamelijke handicap

Diabetes
Afwijking aan de alvleesklier

Soorten diabetes:
 - Diabetes type 1
 - Diabetes type 2
 - (zwangerschapsdiabetes)

Verschillende aanvallen:
 Hypo: te weinig glucose in het bloed
 Hyper: te veel glucose in het bloed



Slide 27 - Slide

Lichamelijke handicap
Neurologische handicap
Beperking door een aandoening aan de hersenen, het ruggenmerg en/of het totale centrale zenuwstelsel

Epilepsie: Aandoening aan de hersenen die zich uit in de vorm van aanvallen.

Soorten aanvallen:
 - Partiële aanvallen
 - Gegeneraliseerde aanvallen:
     Absence
     Grote/tonisch-clonische aanval



Slide 28 - Slide

Lichamelijke handicap
Indeling verstandelijke handicaps
 IQ < 20: zeer ernstig verstandelijk gehandicapt
 IQ tussen 20 en 35: ernstig verstandelijk gehandicapt
 IQ tussen 35 en 55: matig verstandelijk gehandicapt
 IQ tussen 55 en 70: licht verstandelijk gehandicapt

Syndroom van Down
Aangeboren afwijking waarbij het chromosoom 21
niet twee keer, maar drie keer aanwezig is.


Slide 29 - Slide

Lichamelijke handicap


Meervoudige handicap = co-morbiditeit
iemand heeft twee afzonderlijke handicaps die ieder op zich ernstig, omvangrijk en langdurig zijn.

Slide 30 - Slide