This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
has/have to + hele werkwoord
Iets moet van iemand anders, niet van jou
(van de wet, het is de regel)
We have to hand in this assignment tomorrow
She got sick and had to go to hospital
We will have to do our exams later
Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.
Don't have to + hele werkwoord Doesn't have to + hele werkwoord
She doesn't have to walk her dog.
Jij vindt dat iets moet. (krachtiger dan should)
Het is heel belangrijk, jouw overtuiging, je hebt het beloofd.
I must call my grandmother today. We must finish this assignment first.
Het mag niet, niet toegestaan
People mustn't stand too close together
In a museum, you mustn't touch the paintings