4H Les 1

  • Herhalen: Hay/ser/estar
  • Herhalen: verleden tijden
  • Caperucita Roja
wk 1 -  les 1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • Herhalen: Hay/ser/estar
  • Herhalen: verleden tijden
  • Caperucita Roja
wk 1 -  les 1

Slide 1 - Slide

Periode 4
spreekvaardigheid: mo spreekvaardigheid in 2-tallen 20 min (overgang weging 2)

leesvaardigheid: 120 min (overgang weging 2 ) in TW4
Vocatoets (containercijfer):
De Voca-toets bestaat uit zinnetjes N-S en S-N met voca van C5+6 
+ wwblad presente extra boekje p.3-6 betekenis 
+ vervoeging 
+ gebruik imperfecto/indefinido (signaalwoorden)
+hay, ser estar



Slide 2 - Slide

Hay/estar/ser
Vraag 1

1. Wat betekenen hay, estar en ser?


Vraag 2

2. Wanneer gebruik je welke van de 3? Wat is het handigheidje?

Slide 3 - Slide

Hay/estar/ser
Vraag 1

1. Wat betekenen hay, estar en ser? = zijn
(hay = er is/er zijn)
(estar = zich bevinden, liggen, zijn)
(ser = zijn)

Vraag 2

2. Wanneer gebruik je welke van de 3? Wat is het handigheidje?
Gebruik de top 3 (zie volgende dia)

Slide 4 - Slide

Hay/estar/ser (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'? / tijdelijke staat?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele/fysieke staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd, ziek etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 5 - Slide

Opdracht:     Kies uit hay/estar/ser en vervoer correct.
Tiempo:         6 min
Objetivo:       6 respuestas correctas

  1. Mi amigo ________ de Madrid.
  2. Esta mesa ________ de madera.
  3. En la clase ________ muchos estudiantes.
  4. El café ________ caliente.
  5. En el jardín ________ muchas flores bonitas.
  6. El examen ________ difícil.
  7. En la ciudad ________ muchas tiendas interesantes.
  8. La casa de mis abuelos ________ grande.
  9. Durante el verano ________ mucho sol.
Hay/estar/ser

Slide 6 - Slide

ANTWOORDEN

  1. Mi amigo es de Madrid.
  2. Esta mesa es de madera.
  3. En la clase hay muchos estudiantes.
  4. El café está caliente.
  5. En el jardín hay muchas flores bonitas.
  6. El examen es difícil.
  7. En la ciudad hay muchas tiendas interesantes.
  8. La casa de mis abuelos es grande.
  9. Durante el verano hay mucho sol.
Hay/estar/ser

Slide 7 - Slide

Perfecto/indefinido/imperfecto
Verleden tijden

Perfecto/indefinido/imperfecto

Slide 8 - Slide

Verleden tijden
- De perfecto / indefinido / imperfecto zijn allemaal verleden tijden

- Zie voor de vervoegingen het extra boekje

- De volgende dia's gaan over het gebruik van de verschillende tijden. Want wanneer moet je nu welke tijd gaan gebruiken?

Slide 10 - Slide

Manier 1 + 2
Manier 1 Signaalwoord
deze week                   (je zit er nog in)                                                                                = PERFECTO
gisteren                        (duidelijk begin en duidelijk eind: 00.00 uur en 23.59 uur) = INDEFINIDO
toen ik klein was        (géén duidelijk begin en eind)                                                     = IMPERFECTO


Manier 2 Vraag stellen (bij kiezen tussen indefinido/imperfecto)
Was het er al?                = IMPERFECTO
Gebeurde het?               = INDEFINIDO



Slide 11 - Slide

Signaalwoorden (manier 1)

Slide 12 - Slide

Perfecto (signaalwoorden)
Perfecto
Hoy
Este verano/año/mes/semana
Estas vacaciones
Nunca
Todavía no
Alguna vez, muchas veces
Una vez, dos veces
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
IN DEZE TIJDEN ZIT JE NOG STEEDS!

Slide 13 - Slide

Indefinido (signaalwoorden)
Indefinido
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946
el 14 de febrero
en marzo, abril, mayo

Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJDEN HEBBEN EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 14 - Slide

Imperfecto (signaalwoorden)
Imperfecto
antes
entonces
de pequeño/niño/joven
siempre
a menudo
todos los días/martes/años
cada día/semana/miércoles
mientras
normalmente
en esa epóca
...porque...
(cuando)

Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJDEN HEBBEN GEEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 15 - Slide

Vraag stellen (manier 2)

Slide 16 - Slide

Naast dat je aan signaalwoorden kunt zien welke tijd je moet gebruiken, kun je ook de volgende vraag stellen:

Was het er al? = imperfecto (achtergrond)
Gebeurde het? = indefinido (acties)


Let op: 'cuando' kan zowel imperfecto als indefinido zijn. 

Slide 17 - Slide

  • Caperucita Roja (op papier)
Lees de opdracht goed door! Je moet verschillende dingen doen: vertalen, kiezen, vervoegen en markeren.
¡A trabajar!
Huiswerk
- voca 5.1 (N-S / S-N)
- Caperucita Roja: vertalingen + t/m 14 vervoegd

Slide 18 - Slide