3.1 Klimaten wereldwijd

3.1 klimaten wereldwijd
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

3.1 klimaten wereldwijd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet welke klimaten op aarde voorkomen;
  • Ik begrijp welke invloed breedteligging heeft op klimaten;
  • Ik kan uitleggen waarom de begroeiing tussen de verschillende klimaten verschillend is.  

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De zon verwarmt het aardoppervlak en niet de lucht!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Op hogere breedte is het kouder omdat:

- De zonnestralen schuiner instralen
- een groter oppervlak moeten verwarmen
- een langere weg door de atmosfeer moeten afleggen

Slide 7 - Slide

De zon verwarmt het aardoppervlak.
De warmte stijgt omhoog.
Met elke 1000m stijging koelt de lucht 6 graden.
Daarom is het hoog in de bergen kouder dan in het dal.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Reken uit!
Mevrouw van Oeveren gaat een berg tocht maken in het Himalaya gebergte. In het dal is het 25 graden en op 700 meter hoogte. 
Na 2 dagen is het behoorlijk koud en heeft mevrouw van Oeveren de hoogte van 2700 meter bereikt. Ze moet inmiddels al een jasje aan trekken tijdens de berg tocht. Hoe koud is het eigenlijk op 2700 meter? 

Noteer je berekening en je antwoord. 


Slide 10 - Slide

Temperatuur verschillen
Land: land kan snel opwarmen en afkoelen. Grote verschillen in temperatuur.
De wind kan daardoor hele warme of hele koude lucht meenemen vanaf het land naar andere gebieden.

Water: water warmt niet snel op en koelt niet snel af. Geen grote temperatuur verschillen. 
Ook de wind kan daardoor warme of koude lucht van zee meenemen van zee naar het land. 

Hoogte: hoe hoger hoe kouder. 6 graden per 1000m. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Welke klimaten ken jij?

Slide 13 - Open question

Weer en klimaat
Weer:
Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. 
Kenmerken van het weer zijn temperatuur, wind en neerslag.

Klimaat:

Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar. 
Er zijn  verschillende klimaten, o.a. een zeeklimaat, landklimaat of Middellandse Zeeklimaat.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Rond de evenaar (0° -30° NB/ZB)  = lage breedte
Vanaf 60° NB/ZB = hoge breedte

Slide 16 - Slide

Klimaten op lage breedte
Tropisch regenwoudklimaat
  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Iedere dag regen (neerslag).
  • Géén seizoenen.
  • Veel verschillende soorten planten.


Savanneklimaat

  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Periode geen regen (neerslag).
  • Verspreid voorkomende bomengroei           (zie foto). 

Slide 17 - Slide

Klimaten op lage breedte
Woestijnklimaat
  • Tussen de 25 °C en 45 °C.
  • Minder dan 250 mm neerslag per jaar (héél   weinig regen).
  • Te droog voor boomgroei.

Steppeklimaat
  • Niet kouder dan 18 °C.
  • Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag (iets meer dan de woestijn, zie foto).

Slide 18 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Gematigd zeeklimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 19 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10°C
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Deel van de bodem ontdooit nooit (permafrost).

Poolklimaat
  • Altijd onder 0 °C.

Hooggebergteklimaat
  • Altijd onder 0 graden Celcius.
  • Gebied boven de 1500 meter

Slide 20 - Slide

Op welke breedte ligt Nederland
en
Welk klimaat heeft Nederland?
A
Lage breedte
B
Hoge breedte
C
Gematigd zeeklimaat
D
Landklimaat

Slide 21 - Quiz

Studieplanner

Maak de opdrachten van paragraaf 3.1
en maak na het nakijken/verbeteren 
de herhalings- of verdiepingsopdrachten.


Slide 22 - Slide